De kloof tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk dichten en pseudowetenschap tegengaan: dit is het doel van researchED. Dit congres is wereldwijd al meerdere malen georganiseerd in onder andere New York, Londen, Sydney en Amsterdam, en dit keer in Nijkerk. Inmiddels is het een traditie geworden dat studenten van de bachelorcursus ‘Inleiding Onderwijswetenschappen’ aan de Universiteit Utrecht elk jaar de kans krijgen om toegangskaartjes te winnen naar het congres. Daardoor kunnen studenten alvast een inkijk krijgen in het onderwijsonderzoek in de praktijk. Dit jaar waren wij -eerstejaars Onderwijswetenschappen studenten Judith en Linda – de gelukkigen die op zaterdag 11 maart dit congres mochten bezoeken.
Met maar liefst 14
parallelsessies in 7 rondes was het lastig kiezen welke sprekers we wilden
bezoeken. Leren over curriculumontwikkeling of kijken naar hoe een middelbare
school smartphonevrij is geworden? Nadenken over formatief handelen of het
welbevinden van leerlingen?
In de sessies kwamen meerdere thema’s
van de studie Onderwijswetenschappen terug. Ook al waren wij pas een halfjaar
bezig met de studie, merkten we dat we al voldoende basiskennis hadden om
volwaardig deel te kunnen nemen aan de sessies. Onze kennis over leertheorieën
en de werking van het geheugen kwam goed van pas in bijvoorbeeld de sessies van
Jan Tishauser en Paul Kirschner. Zij vertelden over de kracht van herhaling en over
generatieve strategieën die toegepast kunnen worden om ‘wenselijke
moeilijkheden’ te creëren.
In de opleiding werken we vaak
met de aggregatieniveau’s van Martin Valcke om verschillende onderwijskwesties vanuit
meerdere perspectieven te kunnen bestuderen. Dit model gebruikte ook onderwijssocioloog
Iliass el Hadioui in zijn sessie om het debat over kansengelijkheid in kaart te
brengen: wat gebeurt op elk niveau en op welk niveau moeten/kunnen problemen opgelost
worden?
Onderwerpen als
schooleffectiviteit, instructieontwerp en het curriculum zijn veelbesproken
thema’s in de opleiding en werden op verschillende manieren in de sessies met
elkaar verbonden. Zo werden tijdens twee sessies over curriculumontwikkeling
het ADDIE model benoemd, maar ook het formuleren van doelen en de uitwerking
daarvan in een landelijk curriculum. De praktijkervaring van de sprekers en de
voorbeelden die zij gaven waren dus erg helpend om de theorie die tot nu toe
besproken is in de opleiding te koppelen.
Ook konden we veel leren van
sessies waar we in eerste instantie niet voor zouden hebben gekozen. Zo is in
ronde twee Judith terecht gekomen bij een sessie over jeugdliteratuur in plaats
van de sessie over kansenongelijkheid. Toch heeft juist deze sessie enorm
geïnspireerd. De spreker vertelde over een postdoconderzoek dat zij uitvoert op
pabo en onderbouwde haar keuzes over bijvoorbeeld de dataverzameling en
vormgeving hiervan door middel van concrete voorbeelden. Deze
praktijkvoorbeelden maakten het geleerde uit cursussen over statistiek en
onderzoeksmethoden veel tastbaarder.
In ronde drie zag Linda te laat
dat haar gekozen sessie ‘EDI bij NT2’ eigenlijk op leerkrachten vanuit het primair
onderwijs gericht was, in plaats van een algemene benadering. Het doel van de
sessie was om leerkrachten praktische tips en inzichten te geven over hoe ze
het beste een leerling die nog nauwelijks Nederlands spreekt kunnen
ondersteunen. Ondanks dat ze van de tips van sessieleider Maja Zuiderveld niet
rechtstreeks gebruik kan maken, was deze sessie toch waardevol. Want ResearchED
geeft je niet alleen inzicht in onderwijswetenschappelijke kwesties maar ook een
breed scala aan beroepen die je na het afronden van de opleiding kan doen. Deze
sessie gaf het mooie voorbeeld van een onderwijswetenschapper die als trainer
bijdraagt aan de professionalisering van leerkrachten.
De dag eindigde met de
presentatie van Pedro De Bruyckere. Zijn manier van
presenteren heeft ons enorm geïnspireerd. In zijn presentatie hield hij veel
rekening met de belasting van het werkgeheugen en de multimedia principes van
Mayer door enkel signaalwoorden op zijn slides te vermelden. Zijn boodschap was
helder: verzamel alleen ‘bruikbare’ data; weet wat je rapporteert en met welk
doel. In deze boodschap heeft hij naar onze mening bewustwording bij iedereen
die betrokken is bij onderwijs gecreëerd en op deze manier bijgedragen aan het
dichten van de kloof tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk. Ook wij
als studenten Onderwijswetenschappen horen hierbij. Onderwijsonderzoek moet
uiteindelijk een verschil kunnen maken in de praktijk. Deze boodschap nemen wij
dus zeker mee in onze eigen (studie) loopbaan.
Benieuwd naar meer? Neem zelf een kijkje: aftermovie ResearchED 2023
Deze gastblog is geschreven door Linda Börzsei en Judith van der Wolf. Zij zijn eerstejaarsstudenten van de bachelor onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht
Geen opmerkingen:
Een reactie posten