vrijdag 21 februari 2014

Casper bespreekt: Dick Swaab - Wij zijn ons brein

Men ought to know that from the brain and from the brain only arise our pleasures, joys, laughter, and jests as well as our sorrows, pains, griefs and tears. ... It is the same thing which makes us mad ordelirious, inspires us with dread and fear, whether by night or by day,brings us sleeplessness, inopportune mistakes, aimless anxieties, absent-mindedness and acts that are contrary to habit.
Hippocrates

Tijdens mijn psychologiestudie volgde ik aan de VU het keuzevak Mind and Cognition, verzorgd door Huib Looren de Jong. We lazen en bespraken artikelen van denkers als Jerry Fodor en Zenon Pylyshyn. Ook het exotisch klinkende 'eliminatief materialisme' van het echtpaar Paul en Patricia Churchland kwam langs. Eliminatief materialisme is een radicale filosofie die betoogt dat al onze opvattingen over denken en de geest onjuist zijn. Ze zijn 'folk psychology'. Woorden als 'denken', 'geloven', 'willen' zijn taalfenomenen die niets met de hersenen zelf te maken hebben. Sterker: hoe meer we van neurowetenschap weten, hoe minder we dergelijke termen nodig zullen hebben. Ze worden geëlimineerd; wat overblijft is een combinatie van anatomie en neurowetenschap. Zo'n filosofisch perspectief moet Dick Swaab bevallen, lijkt me. Swaab was als neurobioloog in 1985 oprichter van de Nederlandse Hersenbank. Hij heeft een imposante carrière achter de rug. Na zijn formele pensioen publiceerde hij op 66-jarige leeftijd het boek Wij zijn ons brein, dat zijn werk en zijn (soms controversiële) ideeën voor een groot publiek samenvat en ontsluit. Het boek werd een enorme bestseller, er zijn honderdduizenden exemplaren van verkocht: ik las de 33e druk uit 2012. Hoe je het ook wendt of keert, hersenen zijn hot. 2014 is zelfs uitgeroepen tot 'jaar van het brein'. Hoog tijd om eens de balans op te maken over onze kennis van de hersenen, zal Swaab gedacht hebben. Een achterliggende gedachte daarbij is ook dat van het Europese budget voor gezondheidsonderzoeks maar 8 procent naar hersenonderzoek gaat. Dat moet minstens verviervoudigd worden, vindt Swaab.
De titel van het boek 'Wij zijn ons brein' lijkt haast een ode aan eliminatief materialisme. Swaab waagt zich dan wel niet aan dergelijke filosofische bespiegelingen, zijn these is helder: wij zijn ons brein, maar meer dan dat nog, wij zijn niet meer dan ons brein. Of het nu gaat om hoe we ons gedragen als we verliefd zijn, de invloed van cocaïne, of ons begrip van moreel gedrag: het komt allemaal voort uit ons brein. Overigens, in Nederland praten we gewoonlijk over hersenen en niet over 'brein', maar de uitgever vond dat woord waarschijnlijk mooi allitereren in de titel. 'Brein' komt slechts eenmaal in het boek voor, en staat niet in de index
Dick Swaab heeft een nieuw onderzoeksidee
De ondertitel van het boek is 'van baarmoeder tot alzheimer' waaruit je kunt afleiden dat het boek alle levensstadia beslaat. Dat klopt wel: het boek begint met hersenontwikkeling in de baarmoeder (en ook de grote invloed die het geboorteproces zelf heeft). Daarna volgen verschillende thema's: liefde en seks, moreel en religieus denken, emoties zoals agressie, stoornissen zoals autisme, en tenslotte de dood. Swaab waagt zich zelfs aan filosofische bespiegelingen door Descartes' dualisme aan te vallen (als wij ons brein zijn kunnen we tenslotte niet méér dan ons brein zijn). Dat neurowetenschap vol homunculi zit (als de prefrontale cortex iets voor ons doet, wie doet het dan voor ons?) ziet hij evenwel over het hoofd. Dergelijke hap-snapredeneringen zie je helaas eigenlijk bij vrijwel alle onderwerpen terug.
Eigenlijk is het enige thema dat ik echt gemist heb linkshandigheid, omdat daarover ook aardig wat bekend is wat betreft hormonale invloed tijdens de zwangerschap. Maar linkshandigen zijn tot nu toe nooit echt sexy geweest binnen de hersenwetenschap (ik grap als linkshandige wel eens tegen studenten: "Psychologie gaat niet over mij"). Al met al behandelt het boek een breed palet aan onderwerpen, waarbij vooral thema's als moraliteit, vrije wil en religie opvallen. De meeste hersenonderzoekers wagen zich daar niet aan: te controversieel. Dick Swaab omarmt dergelijke onderwerpen juist. Gedurende zijn loopbaan heeft hij dan ook tegen flink wat heilige huisjes geschopt. Het duidelijkst is dat aan de orde geweest bij zijn onderzoek naar hersenverschillen tussen homoseksuele en heteroseksuele mannen. Uitspraken daarover leidden in de jaren 70 van de vorige eeuw tot veel commotie. Het kwam Swaab op dreigende woorden en nare post te staan. Typisch voor de tijd is dat Swaab zich er nauwelijks druk om lijkt te hebben gemaakt. Hij lijkt zelfs met enige weemoed op deze tijd terug te kijken, vanuit de stelligheid dat hij het toch wel juist had en zijn criticasters niet. In zijn boek besteedt Swaab aandacht aan deze kwesties, inclusief afbeeldingen van dreigbrieven die hij ontving. Voor het uit de sloot halen van deze wel erg overjarige koeien kan hij naar mijn idee maar een reden gehad hebben: alsnog zijn gelijk halen. Ik vraag me af of dat nu nog nodig is. In ieder geval had hij daarin wat bescheidener en minder larmoyant mogen zijn.

Where my heart lies, let my brain lie also.
Robert Browning
Wij zijn ons brein komt voort uit het bundelen en categoriseren van artikelen die Swaab een aantal jaar schreef voor NRC Handelsblad. Het voordeel van deze opzet is dat de teksten over het algemeen een laagdrempelige insteek hebben. Het lastigste zou je het uit elkaar houden van alle verschillende hormonen, eiwitten, neurotransmitters, en hersenstructuren kunnen beschouwen. Alles wordt echter zo vaak herhaald in het boek dat de lezer op een gegeven moment wel moet gaan denken: "Ja, nou weet ik wel wat oxytocine doet". Daar zit zowel de kracht als de zwakte van het boek in. Het ontbreekt zeker niet aan kruisverwijzingen in het boek (jammer genoeg zonder paginanummers) en structuren en stoffen worden regelmatig vanuit een andere context beschreven (testosteron komt bijvoorbeeld zowel in de context van genderidentiteit als seksueel gedrag voor), maar met enige tekstredactie hadden tientallen pagina's van de tekst afgeschaaft kunnen worden. Dat zou de boodschap zeker ten goede gekomen zijn. Het boek gaat over de hersenen maar het wordt al snel duidelijk dat het feitelijk gaat om de bouwstoffen en communicatiemiddelen van de hersenen: die reguleren ons gedrag. Het boek had dan ook zonder veel inhoudelijke wijzigingen "Wij zijn onze hormonen" kunnen heten. Hormonen (stoffen als testosteron, oxytocine, vasopressine, die onder invloed van de hersenen op allerlei plekken in het lichaam in de bloedbaan gebracht kunnen worden) sturen en reguleren ons gedrag. Dat is een boodschap die in vrijwel elk hoofdstuk terugkomt.
Swaab zegt bijvoorbeeld dat genderidentiteit (in hoeverre je je man of vrouw voelt) al in de baarmoeder wordt vastgelegd. Testosteron bepaalt of je liever met auto's of met poppen speelt. Ondersteuning ziet Swaab in onderzoek bij muizen en bij zijn eigen kinderen. Ten eerste klinkt dat weinig overtuigend, en ten tweede lijkt dit alles mij wel heel erg zwart-wit gedacht. Op dit punt in het boek had ik op zijn minst een verwijzing naar Sandra Bem's test voor androgyniteit verwacht, al was het alleen maar om deze desnoods lacherig als onzin af te doen. Maar Swaab doet dat niet. Een dergelijke nuance past natuurlijk niet in zijn betoog; waarschijnlijker lijkt me dat hij Bem's werk helemaal niet kent. Het zijn vooral dit soort overwegingen die Swaab geeft over gender, en ook over verschillen tussen man en vrouw (en hun rol in de samenleving) die in de reacties op het boek kwaad bloed hebben gezet. Asha ten Broeke betichtte Swaab van 'onkundige luchtfietserij', en nu het boek in het Angelsaksische gebied gepubliceerd is zijn ook daar de reacties niet mals. Swaab zou ongenuanceerd, suggestief, selectief in zijn bronkeuze, en op punten gewoon incorrect zijn. Voor een buitenstaander is dat allemaal moeilijk te beoordelen. De erudiete en licht ironische schrijfstijl van Swaab helpt  de argeloze lezer daarin ook niet. Swaab heeft in zijn leven heel veel gezien en meegemaakt, en strooit al die ervaringen over de lezer uit. Soms is dat interessant, bijvoorbeeld als hij in aanraking komt met mensen die lijden aan bijzondere neurologische stoornissen. Het paginalange relaas over een rondleiding door het Vaticaan op zoek naar een stoel met een gat erin lijkt bijna net zo lang door te gaan als de rondleiding in het echt moet zijn geweest: de bedoeling ervan wordt ook nooit duidelijk.

The brain at school (2009)
Ikzelf las met name de hoofdstukken over cognitie met belangstelling. Dat onderdeel komt er nogal karig van af. Na het lezen van het hoofdstuk over de werking van ons geheugen blijft bij mij vooral de gedachte hangen: 'dit wisten we allemaal allang uit cognitief psychologisch onderzoek'. Het is natuurlijk fijn en informatief dat de functionele scheiding tussen declaratief (semantisch) en episodisch geheugen aanwijsbaar is in de hersenen, maar tot nieuwe theorievorming leidt dat niet want onderzoek eind jaren 70 toonde die scheiding al overtuigend aan. Dat is wel typerend voor hersenonderzoek: het heeft tot nu toe zelden tot nieuwe inzichten geleid. Hersenonderzoek is vooral sexy door de quasi-exactheid waarmee activatie van specifieke onderdelen ervan aan gedrag kan worden gelinkt. Maar dat leidt makkelijk tot overgeneralisatie. De amygdala wordt altijd in verband gebracht met emoties, en toch impliceert activatie van de amygdala niet dat iemand emotioneel gedrag (bijvoorbeeld angst) vertoont, zoals recent onderzoek heeft laten zien. Des te opmerkelijk is daarom misschien de enorme belangstelling voor alles waar het woord 'neuro' in voorkomt. Ook het onderwijs heeft daarmee te maken (een aardig en redelijk up-to-date overzicht van de toepassing van neurowetenschap in het klaslokaal is John Geake - The Brain at School uit 2009). Beweringen over de invloed van de hersengesteldheid en de manier waarop we leren blinken vaak uit in ongenuanceerdheid en stelligheid. Swaab praat in zijn boek niet over onderwijs en ook niet echt over leren, maar uit zijn woorden kun je wel afleiden wat zijn positie in die discussie zal zijn. Wij zijn ons brein, dus kennis over de hersenen is rechtstreeks van invloed op ons denken over onderwijs en leren. In die zin is Swaab de neurologische tegenhanger van geneticus Robert Plomin, wiens recente boek over de invloed van genen op ons gedrag prima vertaald zou kunnen worden als "Wij zijn onze genen".

Het mag duidelijk zijn: Dick Swaab houdt van stelligheden. Aangezien veel stukken begonnen zijn als krantenartikelen is dat misschien ook wel logisch. Gelukkig is en blijft Swaab wetenschapper, en zo nu en dan schijnt de nuance als een jakobsladder door de troebele lucht heen. Het beste voorbeeld daarvan vond ik op pagina 44, waar Swaab na een betoog over de invloed van hormonen op ons gedrag (en de manier waarop de commercie via de verkoop van hormoonsprays hierop handig inspeelt) concludeert:
"[Je kunt je] afvragen of hiermee de normale processen in de hersenen nagebootst worden. In de hersenen wordt immers onder bepaalde omstandigheden heel precies een heel beperkte hoeveelheid oxytocine op een heel specifieke plaats afgegeven. [...] Dat is tevens een algemeen probleem bij de behandeling van hersenziekten. Je kunt de zeer gespecialiseerde functies van hersencellen niet vervangen door hun boodschappers toe te dienen, net zomin als je een rekenmachine kunt vervangen door de getallen die ze produceert. (II.1, 'Moederlijk gedrag')"
Genuanceerde opmerkingen als bovenstaande zijn te dungezaaid in het boek. Voor de leek staat stelligheid gelijk aan duidelijkheid, maar ik vind dat argumenten juist krachtiger kunnen worden door ze te nuanceren. Daarmee tonen wetenschappers waar ze voor staan. En ook in populair-wetenschappelijke literatuur zijn wetenschappers het aan hun stand verplicht om de nuance op te zoeken.

The brain is a wonderful organ.  It starts working when you get up in the morning and does not stop until you get into the office.
Robert Frost

Okee, dus Swaab is stellig en soms ongenuanceerd. Maakt dat dat dit een slecht boek is? Zeker niet. Swaab heeft een prettig leesbare, afwisselende schrijfstijl. Bij lezen van voor- tot achterkant is de voortdurende herhaling soms vervelend, maar geen enkel hoofdstuk is te lang, en ook bij 'dippen' in het boek is er altijd wel iets aardigs te vinden. Het feit dat Swaab een man met een mening is is in die zin fijn dat je precies weet waartegen je je kunt afzetten. Een glibberige, politiek correcte draai hoef je van deze auteur niet te verwachten. Swaab is ook consistent in zijn opvattingen. Daarmee brengt hij zichzelf in een, van buitenaf bekeken, lastig parket als het gaat om bijvoorbeeld de aanpak van pedofielen. Aangezien Swaab pedofilie beschouwt als een geaardheid - een afwijking die terug te voeren is op hormonale omstandigheden in de baarmoeder - kan er wat hem betreft niet echt sprake zijn van strafbaar gedrag als een pedofiel in de fout gaat. In het rumoer rond het huisvesten van Benno L. spreekt hij zich andermaal hierover uit. Met gerichte behandeling kun je proberen dergelijk gedrag te voorkomen, maar meer ook niet (en volkswoede lost volgens Swaab al helemaal niets op). Het zijn juridisch-ethische vraagstukken die buitengewoon gevoelig liggen en waar menigeen zijn handen niet aan wil branden. Swaab lijkt zich daar niet druk om te maken: zijn argumenten moeten voor zich spreken.
Wat me positief is opgevallen in het boek is de waardering die Swaab toont voor Sigmund Freud. Niet Freud de psychoanalyticus, maar als pionier op het gebied van de neurologie. Je mag gerust stellen dat Freud invloedrijk is geweest op het gebied van de neurowetenschap, en zijn ideeën lijken de laatste jaren aan herwaardering te winnen. Ik zie er zelf nog een andere betekenis in. Ik denk dat Swaab zichzelf stiekem best graag vergelijkt met Freud: de neuroloog die verstrekkende ideeën heeft gehad over de invloed van de hersenen op alle aspecten op ons gedrag, maar die door de buitenwereld niet altijd begrepen wordt en soms verguisd en verketterd. De wereld van Dick Swaab is in zekere zin een afspiegeling van die van Sigmund Freud. Of Swaabs intellectuele nalatenschap net zo'n lang leven beschoren zal zijn moet nog blijken.



Bronnen
Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein. Amsterdam: Atlas Contact.
Geake, J. (2009). The Brain at School.
Boekrecensie in The Guardian: http://www.theguardian.com/science/2014/jan/28/dick-swaab-sex-brain-theories-men-women-sexuality-womb
Recensie door Asha ten Broeke: http://ashatenbroeke.nl/2011/07/28/dick-swaab-luchtfietserij-en-vervlogen-faam/

Nieuwsbericht in De Psycholoog

maandag 17 februari 2014

Pakkertje verbieden: erg of niet?

De reformatorische Verhoeff-Rollmanschool in Bodegraven voerde onlangs een aantal maatregelen in om problemen op het schoolplein te verminderen. De belangrijkste daarvan: het spelen van 'pakkertje', een variant op tikkertje waarbij kinderen elkaar ook vastgrijpen, is voortaan verboden. Wie het toch speelt wordt in de hoek gezet, aldus Juf Eveline in het AD.  Het publieke commentaar loog er niet om: Nederland viel en masse over dit beleid. Ruzie, schrammen, botsingen: ze horen tenslotte bij gezond opgroeien. Sommigen noemden de maatregel betuttelend of zien deze zelfs als een uitwas van het 'juffenprobleem': actief en 'druk' gedrag - vooral te zien bij jongens - wordt op school niet geaccepteerd. Wat wordt vergeten is dat de maatregel er slechts een van meerdere was, en dat de kinderen via een enquête zelf om meer veiligheid op het schoolplein hadden gevraagd. Er is ook nog niemand bestraft vanwege illegale pakkertjespraktijken.
Is de ophef dan overdreven? Niet per se. Je kunt vraagtekens zetten bij de strenge aanpak van redelijk normale activiteiten die kinderen spontaan uitvoeren op het schoolplein. Het is ook niet zo dat Bodengravense kinderen nu geen pakkertje meer spelen: dat doen ze nu buiten het schoolplein. Veel buitenstaanders zullen ook denken aan het Amerikaanse onderwijs. Er zijn scholen in Amerika, maar ook in Engeland (bijvoorbeeld in Walssend) waar rennen op het schoolplein verboden is: een kind zou immers kunnen struikelen! Zo'n situatie moeten we in Nederland zien te voorkomen. De maatregel kan dan wel goedbedoeld zijn, je begeeft je ermee op een hellend vlak. Wat maakt het schoolplein nog meer onveilig tenslotte? Knikkerkuiltjes waarin je kunt trappen worden straks wellicht ook in de ban gedaan. Hinkelen is een aanslag op benen en knieën. De lijst mogelijke gevaren is eindeloos. Maar juist van het opzoeken van en omgaan met ‘gevaar’ leer je als kind het meest. Het kan ook anders. Een basisschool in het Nieuw-Zeelandse Swanson koos ervoor om als experiment alle pleinregels te schrappen. De verwachting onder de leerkrachten was dat chaos zou uitbreken. Dat gebeurde ook, maar het bleek een georganiseerde chaos te zijn. Verwondingen, pestgedrag, vandalisme: allemaal namen ze af. De reden? Juist omdat kinderen meer op elkaar moesten letten deden ze dat ook. Het resultaat was een veiliger schoolplein. En de kinderen? Die genieten volop van de vrijheid die zij op het schoolplein krijgen. Laten we proberen kinderen op Nederlandse schoolpleinen zo veel mogelijk vrijheid te geven en te blijven geven. Er is geen goed argument te geven voor het straffen van kinderen die slechts doen waar ze goed in zijn: kind zijn.

Bronnen
"School ditches rules and loses bullies".  http://tvnz.co.nz/national-news/school-ditches-rules-and-loses-bullies-5807957
"School verbiedt 'te ruw' pakkertje-spel". http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3595354/2014/02/12/School-verbiedt-te-ruw-pakkertje-spel.dhtml
"Now school bans RUNNING in the playground in case children fall over" http://www.dailymail.co.uk/news/article-2541423/Elf-safety-gone-mad-Now-school-bans-RUNNING-playground-case-children-fall-over.html