vrijdag 19 oktober 2018

De Jonge Akademie wil graag het universitaire onderwijs ontregelen

De Jonge Akademie protesteert in NRC tegen “de tijd vretende bureaucratie in het onderwijs”. De 50 topwetenschappers die tezamen de Jonge Akademie vormen komen met sympathieke voorstellen, waarbij onnodige regels geschrapt worden en waarbij geïnvesteerd wordt in kleinschalig onderwijs en persoonlijke aandacht. Mooi, denk je dan: hier komen suggesties waar universiteiten hun voordeel mee kunnen doen, en waarmee de kwaliteit van onderwijs omhoog zal gaan.

Fout. Wat volgt in het opiniestuk is een aaneenschakeling van gemakkelijke en slecht geïnformeerde aanbevelingen. Aanbevelingen die de Jonge Akademie onwaardig zijn.

Enkele voorbeelden: De Akademie loopt te hoop tegen de professionaliseringstrajecten die in de meeste universiteiten zijn opgezet. Onderzoekers die onderwijs gaan geven, worden geacht hun basiskwalificatie onderwijs (BKO) te halen, maar de Akademie maakt daar bezwaar tegen. “Moet je wekenlang leren... over toetsmatrijzen, rubrics, peer feedback ...?”, vraagt de Akademie zich af. Als de Akademie denkt dat docenten geboren worden en niet opgeleid, dan help ik ze graag uit de droom: onderwijs geven is een vak. Een vak dat je inderdaad deels leert in de praktijk, maar waar ook een stevige kennis van didactische zaken vereist is. BKO-cursussen zorgen voor die basiskennis. En ben je ontevreden over de BKO-cursus op jouw universiteit: maak dáár dan bezwaar tegen. De Akademie suggereert daarnaast dat informele begeleiding door ervaren docenten effectiever kan zijn. Daar zit zeker een kern van waarheid in, maar als de Akademie hoopt dat dit meer tijd voor onderwijs gaat opleveren, dan moet ze snel terug naar rekenles: als alle nieuwe docenten door een ervaren docent gecoacht moeten worden, gaan die ervaren docenten daar een dagtaak aan hebben. En als de Akademie denkt dat die coaching met twee babbeltjes bij de koffieautomaat afgedaan kan worden, komt ze bedrogen uit.

Tweede voorbeeld: Als je pech hebt als docent moet je voor je toets een toetsmatrijs maken, schrijft de Akademie. Nu is het maken van een toetsmatrijs ook niet mijn favoriete klusje, maar het maken van een toetsmatrijs is een hulpmiddel om de validiteit van toetsuitslagen te waarborgen. Wie denkt een toets uit de losse pols te kunnen maken, doet in ieder geval de studenten tekort. Zij zijn dan overgeleverd aan de grillen en mogelijke willekeur van de toetsmaker. Dat de leden van de Akademie denken dit klusje te kunnen klaren zonder toetsmatrijzen, verbaast mij hogelijk. Ik vraag me af of ze ook zo simpel denken over het ontwikkelen van meetinstrumenten in hun eigen onderzoek? Het antwoord laat zich raden: uiteraard niet. Topwetenschappers zijn geobsedeerd door de kwaliteit van hun meetinstrumenten. En terecht. Zonder een meetinstrument dat aansluit bij je onderzoeksvraag en dat betrouwbare en valide scores oplevert, krijg je... rommel. Zo ook bij toetsen die we bij studenten afnemen. Studenten hebben recht op meer dan rommel.

Misschien is dat wel wat mij het meeste tegenvalt aan het pleidooi van de Jonge Akademie: het gemak waarmee over onderwijs gedacht wordt. De leden van de Akademie zijn de hoogleraren, decanen en rectoren van de toekomst. Zij zullen leiding gaan geven aan onderzoek én onderwijs aan onze universiteiten. Het gemak waarmee de Akademie schrijft dat het niet zo erg is voor studenten "als er een keer een saai of rommelig vak langskomt, [daar] slaan ze zich er wel doorheen", vervult mij niet met hoop voor de toekomst. Het wrange is dat de leden van de Akademie ongetwijfeld andere standaarden zullen hanteren bij het denken over onderzoek. Een uitspraak als "Het is niet zo erg voor onderzoekers als er een keer saai of rommelig onderzoek langskomt, daar slaan zij zich wel doorheen", zul je vermoedelijk niet zo snel uit hun pen zien vloeien. Mijn oproep aan de Jonge Akademie is dan ook: Fijn, dat jullie meedenken over de kwaliteit van onderwijs op universiteiten en hoe dat beter kan, maar jezelf informeren voor je wat roept kan zeker geen kwaad. Er zijn voldoende betrokken onderwijswetenschappers in het Nederlandse universitaire onderwijs, die graag met jullie hierover van gedachten wisselen en meedenken. Op die manier kunnen we als universitaire gemeenschap écht een verdere kwaliteitimpuls aan het onderwijs geven.