woensdag 30 december 2015

Beter presteren: begrip demonstreren?

In juni 2015 rondde Marije van Braak haar bacheloropleiding Onderwijskunde af met haar bachelorthesis. Op de jaarlijkse congresdag waarin onderwijskundestudenten hun bacheloronderzoek presenteren, werd haar thesis uitgeroepen tot de beste bachelorthesis door de jury. Ze diende vervolgens haar thesis in voor deelname aan de Student Research Conference. Op deze conferentie kunnen studenten uit Nederland en Vlaanderen hun bacheloronderzoek presenteren. Slechts 60 studenten worden toegelaten tot deze conferentie. Ook Marije mocht haar onderzoek presenteren op deze conferentie. Daarnaast werd haar thesis genomineerd voor de Peter G. Swanbornprijs. Desgevraagd heeft Marije een samenvatting van haar onderzoek geschreven voor op dit blog.


Beter presteren: begrip demonstreren?
Een goede leraar is iemand die iets uit je haalt in plaats van iets in je stopt. – N. D. Walsh

Onderwijsontwikkelingen en onderwijshervormingen doen altijd veel stof opwaaien: verhitte discussies onder politici, leerkrachten, directies, ouders en wetenschappers lijken rond de invoering van deze ontwikkelingen en hervormingen soms aan de orde van de dag te zijn. Ditzelfde geldt ook voor één van de meest recente onderwijsontwikkelingen: de Wet Passend Onderwijs (ingevoerd op 1 augustus 2014). Sinds de invoering van deze wet is passend onderwijs de norm in ons Nederlandse onderwijssysteem.

Passend onderwijs, aangepast aan het individu, wordt ook wel adaptief onderwijs genoemd. Adaptief onderwijs is onderwijs waarin rekening wordt gehouden met de grote diversiteit aan leerlingen door het curriculum en de instructie passend te maken bij (onder andere) interesses en leerprofielen (Tomlinson et al., 2013). De laatste vorm van passend onderwijs, het ‘passend maken’ van instructie, blijft soms wat onderbelicht. Uit een meta-onderzoek van John Hattie blijkt echter dat het passend maken van instructie (een vorm van micro differentiatie) een veelbelovende positieve invloed heeft op leeruitkomsten.
            “Werk aan de winkel voor docenten”, zou men kunnen denken. Maar let op: de rol van leerlingen in het uitvoeren van aangepaste instructie is minstens net zo cruciaal. Leerlingen beïnvloeden namelijk de docentinstructie op veel verschillende manieren: op een meer directe manier door het stellen van vragen en het geven van antwoorden, en op een meer indirecte manier via leerlingkenmerken als prestatieniveau, motivatie en betrokkenheid. Een voorbeeld: Leerkrachten ontwikkelingen specifieke ideeën over de prestatieniveaus van leerlingen, die zij als een eerste stap gebruiken bij het aanpassen van instructie aan die leerlingen. Een wiskundeleerkracht zal aan een leerling die altijd hoog scoort voor wiskunde (waarschijnlijk) een andere uitleg geven dan aan een leerling waarvan hij weet dat hij zwak is in zijn vak.
            Hoe groot de rol van de leerling is in het passend maken van instructie, blijkt ook uit hoe belangrijk het is voor de leerkracht wat een leerling zegt of vraagt tijdens de instructie. Als een leerling een probleem heeft met som 24 (om weer even wiskunde als voorbeeld te nemen), kan deze leerling zeggen: “Ik snap som 24 niet!”. Dit geeft de docent weinig informatie over wat nu precies het probleem is van deze leerling. Informatie over het precieze probleem van de leerling krijgt de docent wel als de leerling zou zeggen: “Ik begrijp niet waarom hoek A 67° is in deze driehoek, als je die hoeken optelt is het toch geen 180°!” (gesteld, bijvoorbeeld, dat ‘deze driehoek’ slaat op een driehoek in het boek waarin twee hoeken al gegeven zijn). In het eerste geval zegt de leerling alleen dat hij/zij iets niet snapt (een zogenaamde claim of understanding), terwijl de docent uit de tweede leerlinguitspraak ook kan afleiden wat wel (alle hoeken van een driehoek samen zijn 180°) en niet wordt gesnapt (de berekening, de docent zou kunnen bedenken dat hier verkeerde hoeken zijn opgeteld of dat er sprake is van een afrondingsfout). In de laatste situatie is er sprake van een demonstration of understanding.

            Zoals blijkt uit de gegeven leerlinguitspraken, zijn begripsdemonstraties informatiever voor een docent dan begripsclaims. Een informatievere uitspraak geeft een docent meer ‘handvaten’ voor het passend maken van de instructie. Leerlingen zouden hun docent mogelijk dus helpen met het afstemmen van instructie door relatief veel begripsdemonstraties te gebruiken in hun vragen en antwoorden in interacties met de docent. De vraag die hierbij rijst is: zijn alle leerlingen wel even goed in staat om hun begrip te ‘demonstreren’ in plaats van het te ‘claimen’? En gerelateerd hieraan: zijn alle docenten wel even goed in staat om hun leerlingen te helpen hun begrip te ‘demonstreren’ in plaats van te ‘claimen’ (bijvoorbeeld door te vragen: “Kun je me uitleggen waarom…?”  in plaats van “Snap je het nu?”)? Het zou kunnen zijn dat leerlingen die een lager prestatieniveau hebben, en daarmee minder inzicht in en overzicht over de stof hebben, minder goed zijn in het demonstreren van begrip dan leerlingen die hoger presteren.
De suggestie dat prestatieniveau samen zou hangen met vormen van begripsuiting (en vormen van het ontlokken van deze uitingen, zie het schema hieronder) vormde de aanleiding voor een recent scriptieonderzoek (Van Braak, 2015).

 In dit onderzoek zijn 153 leerling-leerkracht interacties geanalyseerd aan de hand van een bestaand codeerschema voor docentuitspraken (ontwikkeld door Van de Pol, Volman, Oort en Beishuizen) en een codeerschema voor leerlinguitspraken, ontwikkeld op basis van een deel van de genoemde interacties. Alle interacties waren opgenomen tijdens wiskundelessen op vier middelbare scholen in Nederland (vier verschillende klassen in totaal). De leerlingen die deelnamen aan de interacties zaten tijdens de opnames in de eerste klas van het VMBO-T; het prestatieniveau van deze leerlingen is gemeten met behulp van hun gemiddelde cijfer voor het vak wiskunde, een veelgebruikte maat voor prestatie. Zowel de gemiddelde cijfers als de interacties waren onderdeel van een grotere dataset.

De belangrijkste bevinding uit het onderzoek is de afwezigheid van een verband tussen het prestatieniveau van leerlingen en de vorm(en) van begripsuiting die zij gebruiken. Tegen de verwachting in, gebruiken leerlingen die hoger presteren niet meer begripsdemonstraties dan leerlingen die lager presteren. Dit verband bleek ook niet aanwezig nadat was gecontroleerd voor het type begripsuiting dat door de docent werd ontlokt.
            Opvallend genoeg was ongeveer 40 procent van alle leerlinguitspraken een demonstratie van begrip, terwijl het percentage van begripsclaims twee keer zo laag lag. Leerkrachten daarentegen, gebruikten maar in ongeveer 19 procent van de uitingen een vraag of uitspraak die een begripsdemonstratie ontlokte; 4 procent van hun uitingen was erop gericht een begripsclaim te ontlokken. Het overgrote deel van de docentuitingen was er helemaal niet op gericht iets te ontlokken bij de leerling, dit waren of (delen) van antwoorden, of uitleg in de vorm van ‘statements’ (bijvoorbeeld: “De hoeken van een driehoek zijn samen 180°. Als je een onbekende hoek wilt berekenen, trek je de twee bekende hoeken van 180° af.”).
            Het lijkt er dus op – hoewel een causale relatie tussen leerlinguitspraken en docentuitspraken door het gebruikte onderzoeksdesign niet aangetoond kan worden – dat begripsclaims van leerlingen vaker niet door docenten waren ontlokt dan begripsdemonstraties. Dit zou er op kunnen wijzen dat er inderdaad nog een duidelijke taak ligt voor leerkrachten: meer en gerichtere vragen stellen, om zo informatievere leerlinguitspraken (dat is: demonstraties) te ontlokken. Door informatievere uitingen van leerlingen te stimuleren, zouden leerkrachten meer informatie kunnen krijgen die hen helpt om de juiste ‘diagnose’ te stellen met betrekking tot het ‘probleem’ dat een leerling heeft.
           
Hoewel het onderzoek suggesties oplevert voor de onderwijspraktijk, is het belangrijk om op te merken dat de afwezigheid van een verband tussen prestatieniveau en begripsuiting (claim versus demonstratie) in dit onderzoek suggereert dat het demonstreren van begrip niet per se een positieve invloed heeft op leeruitkomsten (dat is: vakgemiddeldes). Mogelijk is deze bevinding echter een gevolg van de verschillen tussen cijfers bij verschillende leerkrachten. Terwijl leerlingen bij één docent in het onderzoek gemiddeld een 5,7 scoorden voor wiskunde, was dit bij een andere docent een 7,7. Dit grote verschil tussen docenten zou ertoe hebben kunnen geleid dat een ‘overall’ effect niet zichtbaar was in de data. Verder onderzoek dat rekening houdt met dit kenmerk van de data zou aanvullende waardevolle informatie kunnen opleveren over de relatie tussen het prestatieniveau van leerlingen en de manier waarop zij begrip uiten.
             

Bronnen
Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis over 800 meta-analyses relating to achievement. New        York, NY: Routledge.
Tomlinson, C. A., Brighton, C., Hertberg, H., Callahan, C. M., Moon, T. R., Brimijoin, K., Conover,         L. A., & Reynolds, T. (2003). Differentiating instruction in response to student readiness,    interest, and learning profile in academically diverse classrooms: A review of literature.       Journal for the Education of the Gifted, 27, 119-145. doi:10.1177/016235320302700203
Van Braak, M. (2015). Is Demonstrating Understanding Rewarding? Student Academic Performance and Student Expression Mode in the Context of Micro Differentiation. Unpublished bachelorthesis, Utrecht University.
Van de Pol, J., Volman, M., Oort, F., & Beishuizen, J. (2014). Teacher scaffolding in small-group            work: An intervention study. Journal of the Learning Sciences, 23, 600-650. doi:10.1080/10508406.2013.805300

dinsdag 8 december 2015

Ik denktank dus ik ben

Of het nu platforms of denktanks zijn: aan goede intenties en veranderlust ontbreekt het niet als het om onderwijs gaat. Toegeven, ik ben geen groot liefhebber van dergelijke clubs. Ik houd van denken maar dat is heel wat anders dan samen denken. Je loopt al brainstormend in zo'n comité het gevaar dat alle ideeën die een beetje uit de band springen ("Voer overal Chineze les in!", "Voer een vierdaagse schoolweek in!") in de brei van compromissen het onderspit delven. Het platform Onderwijs2032 is daar misschien een voorbeeld van. Afgelopen jaar heeft een ander platform, de Nationale Denktank, haar werk verricht. Deze denktank heeft nu haar adviesrapport gepresenteerd, en mijn vraag vooraf was natuurlijk of hier hetzelfde voor zou gaan gelden. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn, want de Denktank is geen stoffig platform; het is een club blanke twintigers die academisch geschoold, 'jong en getalenteerd', en afkomstig uit diverse disciplines is. Een tikje eenvormig ook, wellicht.  De slogan van de Nationale Denktank is: "creëert praktische oplossingen voor maatschappelijke problemen". Raar woord eigenlijk: 'creëren'. Je zou denken dat een denktank oplossingen bedenkt en niet creëert, anders had het wel de Nationale Creëertank geheten. Maar toch: praktische adviezen, daar kan het onderwijs er best wat van gebruiken.
     Op 7 december presenteerde de Denktank die adviezen in een document getiteld "Lees Wijzer" en ook tijdens een drukbezochte bijeenkomst. Veel media hadden er al aandacht aan besteed. Met de PR van de Denktank zit het wel snor, en visueel is het advies ook prachtig. Daarbij is het een goed leesbaar, in eenvoudige taal geschreven rapport. Elke gepresenteerde oplossing wordt bijvoorbeeld ingeleid met een kort verhaaltje over leraren als meneer Jansen en leerlingen als Khaled en Anna. De tekst moet tenslotte lees- en uitvoerbaar zijn voor iedereen. Mijn doel is om in deze blog de gepresenteerde adviezen (de 'tien oplossingen') samen te vatten en te voorzien van enig commentaar.

     De algemene vraag die de Denktank zichzelf stelde was: Hoe kan het leren in Nederland worden georganiseerd en gefaciliteerd, zodat het talent van de individuele leerling tot bloei komt en het leren beter aansluit bij de veranderende omgeving. Die vraag is niet heel anders dan die van het platform Onderwijs2032. Daarom is het leuk om de oplossingen van de Denktank te bekijken. Die zijn deels origineel, deels verfrissend, soms voor-de-hand-liggend, maar allemaal concreet en dat is heel wat. Minder aandacht voor visioenen en vergezichten, en meer voor apps en actiecomités. Aan sommige ideeën wordt zelfs al gewerkt. Het antwoord van de Denktank bestaat uit tien oplossingen, die ruwweg over vijf thema's te verdelen zijn. De thema's geven de reikwijdte van de oplossingen aan: van 'leren voor school' (baby's en peut
ers) tot 'leren buiten school', hoewel leren voor school natuurlijk ook leren buiten school is. Het thema 'balans in leerdoelen' lijkt sterk op 'effectiever leren op school'. Als vijfde thema met ook maar één bijbehorende oplossing lijkt het wat overbodig. De thema's zijn dus niet erg interessant, de oplossingen des te meer.

Oplossing 1. Baby Wijzer
Een campagne voor jonge ouders om hen ondersteuning en tips te geven bij de ontwikkeling van hun kind. Centraal staat een soort opvoed-schijf-van-5: aankijken, praten, spelen, rustig blijven, vasthouden. Een up-to-date versie van rust, reinheid en regelmaat dus. De redenering is dat veel ouders (60 procent) zich niet bewust zijn van het belang van deze periode voor de latere ontwikkeling. Of dat erg is weet ik niet, het gaat zonder die kennis al duizenden jaren heel redelijk tenslotte, maar enige bewustwording kan natuurlijk geen kwaad. Het risico is wel dat baby's vanaf nu horendol worden van al het gepraat tegen hen, want ouders moeten vooral zo veel mogelijk tegen hun kinderen praten. Er is ook een app 'BabystAPP' bedacht om te helpen bij de bewustwording. Dat kan geen kwaad want jonge ouders worden normaliter bedolven onder foldermateriaal en goedbedoelde adviezen. De kans dat BabystAPP ondersneeuwt in het adviesgeweld lijkt me dan ook niet onwaarschijnlijk.


Oplossing 2. OnzeLes
Deze oplossing kreeg de meeste aandacht in de media. Een app die leerlingen feedback op hun leerkracht laat geven (de Denktank zelf sprak in latere tweets ook over 'beoordelen' wat een veel meer beladen term is). Een prima idee natuurlijk, waarbij de opmerkelijkste bevinding is dat dat niet allang in alle scholen gebeurt. Je kunt je dan ook afvragen of een app de manier is om een cultuurverandering teweeg te brengen en of daarmee leraren 'over de dempel geholpen worden'. Dit is de eerste oplossing die specifiek meldt dat de motivatie van leerlingen stijgt als de app OnzeLes gebruikt wordt. Een mooie onderzoekshypothese is dat natuurlijk.

Oplossing 3. FlipFilm
De Denktank heeft 'flipping the classroom' ontdekt en constateert dat een belemmering daarbij het gebrek aan goede lesvideo's is. Een nieuw online platform ('flipfilm') is de oplossing.  De Denktank was zo slim om het internetdomein www.flipfilm.nl half november al te registreren voordat iemand anders ermee aan de haal kon gaan. De content wordt geleverd door enthousiaste docenten, en gebruikers kunnen met up- en downvotes hun voorkeuren aangeven. Alle video's worden onderworpen aan een 'betrouwbare kwaliteitsbeoordeling'. Hoe dit alles in de praktijk gaat werken is een open vraag. Het is eerder geprobeerd en het grootste probleem is om vulling te krijgen (precies waar het platform voor bedoeld is dus) en om de kwaliteit te bewaren. Een platform als www.leraar24.nl laat zien dat dat heel moeilijk is. Ook hier komt het motivatieargument weer voorbij, want video's kijken sluit aan bij de leerbehoefte van leerlingen (er staat 'leerstijl' maar daar lezen we maar snel overheen) en maakt leren leuker. Ik denk dat het plezier van thuis instructievideo's moeten kijken er op een gegeven moment toch wel een beetje afgaat.

Oplossing 4. EduBox
Elk kwartaal ontvangen scholen een grote doos met daarin lesmateriaal, spellen, en andere materialen (zelfs een leen-3D-printer is mogelijk). Het zijn innovatieve onderwijsmaterialen, en het doel is om die makkelijker op te laten pikken door scholen. Scholen nemen een abonnement op de EduBox. De vraag is of het hebben van een abonnement voldoende is om de in de box aanwezige materialen ook daadwerkelijk in de school in te zetten. Scholen ontvangen ongevraagd ook al heel veel materiaal, de kans bestaat dat de box in een hoek gezet wordt en daar wegkwijnt. Een andere vraag is wie de inhoud van de box bepaalt: commerciele partijen zullen in de rij staan om hun innovatie aan de man te brengen: iemand zal het kaf van het koren moeten scheiden.

Oplossing 5. Lerarenbrigade
Een interessante oplossing voor scholen met moeilijke klassen. Een team ervaren leraren ('bewezen goede omgang met moeilijke klassen en brede ervaring in het onderwijs') wordt ingevlogen en gaat drie jaar lang op de school werken. De vraag is natuurlijk hoe deze teams samengesteld worden. Voor de leraren in de brigade is meedoen een 'doorgroeimogelijkheid' maar of daar ook een (extra) beloning tegenover staat is niet duidelijk. De Denktank stelt als concreet doel dat op deze manier elk jaar zo'n 35 basisscholen worden geholpen. In 2014 waren er 6549 basisscholen, dus het gaat om een half procent. Het doel om in de breedte tot een eerlijker verdeeld schoolsysteem te komen is dus een kwestie van lange adem.

Oplossing 6. Make & Meet Challenge
Er zijn 'witte' en 'zwarte' scholen in Nederland. Dat gegeven kan de Denktank niet oplossen. In plaats daarvan is een verbindende activiteit bedacht, de 'make & meet challenge'. Het is een landelijke wedstrijd waarin teams gedurende negen maanden (bijna een heel schooljaar dus) werken aan... aan iets -- het kan gaan over bijvoorbeeld Lego, dans, of toneel. De wedstrijd wordt georganiseerd in samenwerking met bibliotheken, die ook werving en selectie van de deelnemers verzorgen. Het klinkt als een leuk plan, maar hoe de samenwerking tussen leerlingen met verschillende achtergronden bevorderd wordt lijkt me een hele uitdaging. De vraag is of het lukt om de teams daadwerkelijk 9 maanden aan een project te laten werken. Of zo'n wedstrijd helpt om 'vooroordelen tussen bevolkingsgroepen weg te nemen en vriendschap mogelijk te maken' vind ik ook niet geheel vanzelfsprekend. De doelstelling van de M&MC is overigens bescheiden: het gaat om zo'n 4000 leerlingen in totaal.

Oplossing 7. BrugklasBonus
Jos van Kemenade (1933-)
De Middenschool. Het onderwijstype waar Van Kemenade in de jaren 70 voor pleitte en dat er nooit kwam (de Basisvorming was een halfslachtige poging die op niets uitliep, iets dat Van Kemenade in 2007 betreurde). De Denktank stelt voor om 'brede brugklassen' de eerste twee jaar in het voortgezet onderwijs in te voeren, en dit te stimuleren door middel van een BrugklasBonus. Hoe diverser de instroom in de brugklas, gebaseerd op basisschooladviezen, hoe hoger de financiele bonus. Dat geld is bedoeld om hoogstaand en gedifferentieerd onderwijs te stimuleren. Het doel is om sociale ongelijkheid in te perken. Of het overheidsgeld op de juiste plek terecht komt is natuurlijk altijd de vraag, de historie laat zien dat dit niet altijd het geval is. Een plaatje in het rapport geeft weer dat een brede brugklas van twee jaar het middel is om vmbo-, havo- en vwo-leerlingen van elkaar te scheiden, en geeft daarmee een wel heel idealistische voorstelling van zaken.

Oplossing 8. Docentencoschap
Wil je lesgeven in de hogere klassen van het voortgezet onderwijs, dan heb je een eerstegraadsbevoegdheid nodig. Die kun je na een masteropleiding aan een lerarenopleiding behalen. Over dat leertraject wordt veel geklaagd. De opleiding zou te theoretisch zijn, niet aansluiten op de onderwijspraktijk (uitzonderingen daargelaten), en daarnaast betekent doorstuderen dat je een jaar langer dan anderen geld betaalt voor een opleiding terwijl anderen inmiddels een betaalde baan hebben. De Denktank komt met een 'herziening van de eerstegraadslerarenopleiding' die zij docentencoschap noemen. Dat werkt zo: na het behalen van de mastergraad volg je een zomerschool van een paar weken waarin je de basisvaardigheden van het onderwijs leert. Daarna start je in het nieuwe schooljaar meteen voor de klas. Daarbij word je gedurende twee jaar intensief begeleid en je werkt samen met andere beginnende docenten. Met elkaar vorm je zo een ontwikkelteam. Het voordeel: je leert het vak in de praktijk en ontvangt daarbij als docent ook gewoon loon. Of het de gemiddelde academicus als muziek in de oren klinkt moet blijken maar het zal zeker meer personen over de streep trekken om voor de klas te gaan staan. Of een stoomcursus didactiek daar voldoende voor is, daar kun je vragen bij stellen. Je kunt de twee jaar voor de klas zien als opleiding, maar is dit een verbetering van de huidige situatie? Wel is hiermee een ander probleem opgelost, want het aantal bevoegde leraren zal toenemen omdat de huidige opleiding vervalt. Na twee jaar werken ben je automatisch bevoegd. Deze oplossing werd vrij enthousiast ontvangen, met name omdat elke verandering aan de huidige lerarenopleiding beschouwd wordt als een verbetering.

Oplossing 9. Vrijheid van schoolbestuur
Van de tien oplossingen is dit de enige die om een concrete wetswijziging vraagt. Het voorstel is dat de leiding van een school de mogelijkheid krijgt om zich af te splitsen ('uit te treden') van een overkoepelend schoolbestuur. Een school kan dan besluiten om zich aan te sluiten bij een ander schoolbestuur. De macht die schoolleidingen hiermee krijgen maken dat zij een gelijkwaardiger gesprekspartner worden met overkoepelende schoolbesturen. De vraag is of het snel zover komt dat een school daadwerkelijk de stap neemt, de oplossing wordt dan ook vooral gepresenteerd als machts- en drukmiddel (onder de noemer 'gelijkwaardige dialoog'). Het is afwachten of politieke partijen dit voorstel willen steunen.

Oplossing 10. LerenderWijs
De laatste oplossing die de Denktank presenteert gaat over persoonsvorming en socialisatie, twee onderdelen die er in het huidige onderwijs wat bekaaid van af komen. Te veel aandacht zou uitgaan naar 'holle' kennisoverdracht. De oplossing is de meest politieke van de 10: er wordt een platform (of 'coalitie') opgericht dat bestaat uit 12 tot 15 maatschappelijke denkers (onder andere leraren en onderwijsonderzoekers). Het platform komt eens in de twee maanden samen en 'onderneemt actie'. Het doel is dat persoonsvorming en socialisatie integraal onderdeel gaan uitmaken van de lespraktijk en van het curriculum van de lerarenopleiding (het programma van de zomerschool wordt dus nóg voller). Hoe en of dit alles in de praktijk gaat werken vind ik lastig te bepalen. Komt zo'n platform met concrete plannen? Slaan die plannen aan bij scholen? Wie waarborgt de kwaliteit, en slaat de balans straks niet te ver door? Het zijn zomaar enkele vragen waar LerenderWijs haar tanden in kan zetten.

Na de tien oplossingen komt de Denkank nog met drie korte adviezen die meer als discussiepunt zijn geformuleerd: 1) vergroot sociale mobiliteit om ongelijke kansen in het onderwijs te verminderen, 2) verleng het vaderschapsverlof - ook al is dat niet lang geleden al uitgebreid naar 5 dagen, Nederland loopt hiermee ver achter op veel andere landen, 3) verkort de zomervakantie (om de 'zomerdip' die met name kinderen uit achterstandsgezinnen treft in te dammen).

Wat kunnen we concluderen? De Nationale Denktank heeft duidelijk haar best gedaan. Er is gepraat met allerlei deskundigen en er is goed geluisterd. De voorgestelde oplossingen zijn creatief, concreet en de gestelde doelen zijn bescheiden en (daardoor) grotendeels haalbaar. De voorgestelde oplossingen zijn misschien soms wat betuttelend (Baby Wijzer), onderwijskundig te 'makkelijk' (FlipFilm) of idealistisch (Make & Meet Challenge), maar ze zijn niet onhaalbaar of controversieel. Het platform Onderwijs2032 werd overladen met kritiek om enkele van haar voorstellen, daarvan is nu geen sprake. Integendeel, met name de suggesties over de lerarenopleidingen en schoolbesturen werden met veel instemming ontvangen. De kritische noten die ik her en der heb geplaatst gaan vooral over de uitwerking van de verschillende oplossingen, maar dat hoeft de bij elke oplossing betrokken partijen er zeker niet van te weerhouden er enthousiast mee aan de slag te gaan.