vrijdag 13 april 2012

Zeven argumenten voor een Steve-Jobsschool

Maurice de Hond presenteert 'Onderwijs voor een nieuwe tijd'
Enkele weken geleden kwam een clubje personen rond Maurice de Hond onverwacht met het bericht dat zij een nieuw schooltype wilden stichten: de 'ipadschool', die ook wel, in de geest van de afgelopen jaar overleden CEO van Apple, de Steve-Jobsschool werd genoemd. Het motto van de school is: "Onderwijs voor een nieuwe tijd" (afgekort O4NT). Het bericht en het bijbehorende manifest deden her en der wat stof opwaaien en veroorzaakten aardig wat rumoer: in de media, maar ook in de onderwijskundige wereld. De door de Hond cum suis gebruikte terminologie leidde er zelfs toe dat werd gedacht aan een 1-aprilgrap. Dat heeft voor een deel te maken met de persoon Maurice de Hond zelf. We kennen hem als opiniepeiler, maar ook als de man achter verschillende, niet altijd even succesvolle, internet startups (Newconomy) en als actieve partij in de geruchtmakende Deventer moordzaak. Je zou de Hond kunnen typeren als een koppige doorzetter, die graag voor de muziek uitloopt en die gezegend is met een groot en niet onomstreden zakelijk instinct; het zijn in ieder geval eigenschappen die behoorlijk verwijderd zijn van de wereld van de wetenschap. Dat verklaart voor een deel de grotendeels afwijzende reacties uit het 'veld': hoe waagt de Hond het zich met onderwijs te bemoeien?

Tablets: ook geschikt voor baby's?
Nu het stof is neergedaald en het plan allerminst een grap blijkt te zijn is het verstandig om terug te zien en vooruit te kijken. Wat is de oorzaak van alle ophef, en hoe kunnen wij vanuit onderwijskunde een steentje bijdragen aan het ontwikkelen van een nieuw onderwijsconcept? Deze en andere vragen zullen nog vaak langskomen in de verschillende (sociale) media. Ik zal hier focussen op het geven van argumenten voor het concept iPadschool. Dat heeft twee redenen. Ten eerste ben ik nauwelijks goede pro-argumenten tegengekomen. Dat heeft onder andere te maken met mijn skepsis over het bijzondere aan '21st century skills'. Er zijn uitstekende argumenten te geven om computers volledig van de school vandaan te laten. Nota bene in Silicon Valley zelf, het hart van de innovatieve computerindustrie, zijn scholen te vinden waar technologie is afgezworen. De rol van techniek en media in onderwijs is dus een echte onderwijskundige discussie (die dateert van begin jaren 80!) waar we nog lang niet uit zijn. Ten tweede daagde Amber Walraven mij uit om vijf pro-argumenten te geven. Mijn opdracht aan haar was om over de iPadschool te bloggen zonder het woord 'leraar' te gebruiken, en voor wat hoort wat. Hieronder zal ik vijf argumenten voor het concept 'ipadschool' geven en deze kort toelichten. Uiteraard is discussie over de inhoudelijke kwaliteit van de argumenten mogelijk. Alleen dan is het mogelijk om tot een goede afweging te komen bij de verdere uitwerking van het onderwijsconcept.

1. Integratie
Of er nu sprake is van 'een nieuwe generatie' of niet (dat is tenslotte elke 25 jaar het geval): computers zijn een grote rol gaan spelen in het dagelijks leven, en kinderen van nu kennen niet anders. Juichverhalen over de vaardigheden van de 'digitale generatie' zijn meestal sterk overdreven. Integendeel: met de mediawijsheid of 'informatievaardigheden' is het soms droevig gesteld. Een steviger integratie van computers in het onderwijs is een manier om in alle vakgebieden de voordelen van media te benutten en om daarbij actief informatievaardigheden te oefenen. Wat is er mis mee om dit gegeven als didactisch uitgangspunt te nemen?

2. Het gebeurt al
Spelend leren, leren, of spelen?
De iPadschool is gepresenteerd als een volledig nieuwe onderwijsaanpak. Dat is overdreven: op verschillende plaatsen in het land (om maar te zwijgen over initiatieven overal in de wereld) wordt volop geëxperimenteerd met de inzet van tablets in het onderwijs. Kennisnet is hier actief bij betrokken. Het IMA College wil over enige tijd starten met onderwijs 'met focus op iTec'. Ook een school als UniC in Utrecht is onder de noemer 'eigentijds onderwijs' opgezet vanuit de visie om onderwijs te moderniseren. Technologie speelt daar een belangrijke rol in, samen met innovatieve onderwijsvormen als 'flipping the classroom'.  O4NT kan veel leren van de ervaringen bij scholen als UniC. In ieder geval kun je niet zeggen dat de ipadschool 'visieloos' wordt opgezet, want die visie bestaat allang. Maurice de Hond heeft (wellicht onbedoeld) dit beeld zelf vertroebeld door de specifieke geschiktheid van Apple's iPad te benadrukken (en ook door specifiek Steve Jobs als Apple's innovator te benoemen). De discussie verschuift daardoor makkelijk van 'de tablet als uitgangspunt in het onderwijs' naar 'Apple als sponsor van het Nederlandse onderwijs', en daar is niemand bij gebaat.

3. Ouders
Schooltijden zijn vaak nog gebaseerd op andere tijden. Er wordt op grote schaal al geëxperimenteerd met een verandering in het traditionele 'tussen de middag thuis'-model. Een logische volgende stap is om de flexibiliteit verder te vergroten, een gegeven dat de ipadschool als uitgangspunt neemt. Als ouders vrijer zijn in de breng- en haaltijden, dan zou hun betrokkenheid bij de school ook groter kunnen worden. En grotere betrokkenheid van ouders bij de school is juist een speerpunt in het huidige onderwijsbeleid, ook al is niet iedereen daarvan gecharmeerd.

4. Falen is toegestaan
Maria Montessori (1870-1952)
Waar komen onderwijsinnovaties vandaan? Overal, zou je kunnen zeggen. Maria Montessori had medicijnen gestudeerd, bijvoorbeeld. In ieder geval komen ideeën over hoe goed onderwijs in elkaar moet zitten niet louter uit het onderwijs zelf. In de geschiedenis hebben met name filosofen en geestelijken hun stempel gedrukt op innovaties. Daarnaast zijn er nog losse uitvindingen geweest zoals het schoolbord (halverwege de negentiende eeuw) die het onderwijs getransformeerd hebben. Het controversiële Iederwijs onderwijsconcept was een innovatie die de leerlingvrijheid (te) ver doorvoerde.
Het aardige is dat succesvolle aspecten van onderwijsinnovaties langzaam maar zeker en met enige regelmaat doorsijpelen naar het reguliere onderwijs. Om maar een voorbeeld te noemen: de nadruk die in het Daltononderwijs wordt gelegd op samenwerking tussen leerlingen is binnen het reguliere onderwijs inmiddels volledig geaccepteerd. Conclusie: ook als het onderwijsconcept uiteindelijk zou falen wil dat niet zeggen dat succesvolle aspecten ervan (zoals de punten die ik hierboven noem) niet hun weg weten te vinden naar het reguliere onderwijs.

5. Geen gebrek aan visie
Het onderwijsconcept van O4NT wordt door sommigen 'gebrek aan visie' verweten. Ik zou het liever omdraaien: het concept barst bijna uit haar voegen van de verschillende visies. Met name als het om de inrichting van het dagelijks onderwijs gaat (geen aparte klaslokalen, focus op technologie) is de richting helder. Op zichzelf is het allemaal minder innovatief dan het lijkt (in Zweden wordt al geëxperimenteerd met klaslokaalloze scholen bijvoorbeeld), maar de combinatie van verschillende innovaties zou een heel interessante synthese kunnen vormen (hierin wijk ik niet af van de mening van de onderwijskundige Marieke van Osch). De uitwerking van al die visies laat nog te wensen over. De vraag is of dat ook vereist is. Maurice de Hond heeft ook hier duidelijk een achtergrond als zakelijk ondernemer. Hij gooit een steen in de vijver, gaat op zoek naar belangstellenden, en daarna volgt pas de praktische uitwerking (welke 'apps' zijn geschikt?). Verschillende scholen uit het hele land tonen inmiddels belangstelling, dus ik voorzie dat de school er ook echt komt, al is het maar als pilot binnen een enkele groep.

Ik wil tenslotte nog twee argumenten toevoegen, als korte speculaties.

6. De aaibaarheidsfactor
Een specifieke 'tool' centraal stellen in een onderwijsconcept, daar zit altijd een zwakte in. Maar toch, tablets hebben een voordeel die andere technologie ontbeert: de aaibaarheidsfactor. De Hond geeft specifiek hoog op van de iPad, en baseert zijn oordeel voornamelijk op anecdotisch bewijs (zijn dochter). Het zou het O4NT-team sieren als het zich minder zouden vastleggen op een specifiek tablet, alleen al omdat Apple met haar combinatie hardware/software een monopolist is. Het verstoort ook de discussie, die minder over de te kiezen hardware zou moeten gaan maar meer over wat er met de tablets in en rond de klas daadwerkelijk gedaan gaat worden.

7. De mannen keren terug
Tenslotte nog een speculatief argument. Op de basisschool zijn bijna geen mannen meer te vinden voor de klas. Of dat een echt probleem is is niet duidelijk, maar enigszins zorgelijk is het wel. Als technologie een veel grotere rol gaat spelen in het basisonderwijs, dan zullen ook pabo's hun onderwijs hierop moeten aanpassen. Zouden jongens daardoor misschien meer tot het onderwijzersvak worden aangetrokken?

Ik hoop hier een aantal redelijke argumenten voor de 'Steve Jobsschool' te hebben gegeven. Er wordt volop gediscussieerd, en gelukkig is gebleken dat de club van Maurice de Hond open staat voor adviezen uit 'het veld'. Het is aan de onderwijskundigen om het debat aan te gaan en in samenwerking te komen tot een zo sterk mogelijke uitwerking van onderwijs 'voor een nieuwe tijd'.


Een iPad is geen roze pil tegen leerproblemen

Op vrijdag 13 april verscheen een ingezonden stuk van Jeroen Janssen in Trouw (Podium, p. 17). Hieronder is de volledige weergegeven.
 
Het was bijna niet te missen. In diverse media en bij De Wereld Draait Door kwamen Maurice de Hond en Lodewijk Asscher aan het woord over een nieuw op te richten school. Deze school moet in 2013 van start gaan en zal de Steve Jobs School gaan heten. Zoals de naam doet vermoeden, zal technologie een belangrijke rol gaan spelen op deze school. Alle leerlingen krijgen daarom de beschikking over een iPad. De manier waarop De Hond en collega’s hun voor het voetlicht brachten, doet vermoeden dat het hier helaas gaat om een simplistische visie op onderwijs en technologie.

Het zal niet als een verrassing komen dat het initiatief nogal wat stof deed opwaaien. Een deel van de kritiek op de iPadschool ligt voor de hand: Waarom de iPad? Het gaat niet om de technologie, maar om de didactiek! Investeer liever in leerkrachten dan in technologie! Enzovoorts. Grotendeels terechte opmerkingen.

Ik zie echter een fundamenteler probleem bij de manier waarop De Hond en collega’s te werk gaan. Ik ben ervan overtuigd dat technologie, mits goed ingezet door een leerkracht, een meerwaarde kan hebben voor het onderwijs. Technologie is echter geen vrolijke, roze pil, die je inneemt en die al je problemen als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Maar dat is wel wat de oprichters van de iPadschool suggereren: geef elk kind een iPad, zet er wat leuke en educatieve apps op en ziedaar: gemotiveerde leerlingen die als vanzelf leren! Dat is een gevaarlijk simplistische opvatting van onderwijs. Voor onderwijsprestaties moet hard gewerkt worden. Door leerlingen én leerkrachten.

Een simplistische visie op onderwijs bracht ons de afgelopen jaren al veel vernieuwingen die allemaal het onderwijs zouden verbeteren: smartboards, meervoudige intelligenties, laptopklassen, hart-brein leren, et cetera. Deze vernieuwingen werden uitgedragen door zelfverklaarde onderwijsgoeroes en trekken de aandacht van het onderwijsveld.

Is het erg dat De Hond en collega’s een simplistisch idee uitdragen? Ja! Simplistische ideeën zijn vaak zeer aantrekkelijk. Wie wil er niet geloven in het idee dat kinderen met iPads beter gaan leren? De werkelijkheid zit echter complexer in elkaar. Het verspreiden van simplistische ideeën over onderwijs doet geen recht aan de kwaliteiten van leerkrachten en misleidt ouders, schoolleiders en politici. Ook in het onderwijs kan elke euro maar één keer uitgegeven worden en kan elk lesuur maar één keer gegeven worden. Wanneer tijd en geld gestoken wordt in vernieuwingen die zo simplistisch zijn dat ze wel moeten falen, gaat dat ten koste van aandacht voor zaken waarvan we weten dat ze wél bijdragen aan de kwaliteit van onderwijs.

In 2013 gaat de Steve Jobs School van start. Nog tijd genoeg dus om te werken aan een minder simplistisch idee over het gebruik van technologie in het onderwijs. Ik hoop dat het ze lukt!


Jeroen Janssen
Universitair Docent Onderwijskunde
Universiteit Utrecht

maandag 2 april 2012

De zin en onzin van schoolreisjes

Een busongeval in Zwitserland van enige tijd geleden eiste 28 levens. Het ging om kinderen en hun leerkrachten die terugkwamen van een schoolreisje. In België is het niet ongebruikelijk dat de hele klas een week op wintersport gaat, lazen we later. Dat leidde in Nederland tot reacties als "Waar is dat nou weer voor nodig?" Onvermijdelijk is ook dat in de nasleep van het drama niet elke ouder zijn kind zomaar meer meestuurt op schoolreis.
De discussie riep bij mij een aantal vragen op. Wat is het doel van schoolreisjes? Zijn ouders officieel verplicht om hun kinderen met een schoolreisje mee te laten gaan? Hoe lang bestaan schoolreisjes eigenlijk al? En is daar wel eens onderzoek naar gedaan? Oftewel: welk licht kan de onderwijskunde hierover doen schijnen?
Een speurtocht in de bibliotheek leerde mij dat er eigenlijk geen onderzoek naar het fenomeen schoolreisjes bestaat. Er is wel wat Amerikaans onderzoek te vinden naar zogenaamde 'field trips' (excursies, uitstapjes naar musea, tentoonstellingen, fabrieken) maar niets over 'fun'-schoolreisjes naar speeltuinen en pretparken en dergelijke. Dat is opmerkelijk en een mooie opening voor onderwijskundig (en vrijetijdskundig) onderzoek. Voor deze bijdrage heb ik me dan ook maar voornamelijk gewend tot het overzicht van Nederlandse kranten en tijdschriften. Het overzicht van alle krantenberichten over schoolreisjes leverde een interessante geschiedenis op die vooral wordt gekenmerkt door discussies over de kosten ervan en door schoolreisjes die 'eindigden in een drama'.
De geschiedenis van schoolreizen is feitelijk onbekend: het Nationale Onderwijsmuseum dateert de oorsprong van klassenuitstapjes naar de 'naar buiten'-cultuur die eind negentiende eeuw door onderwijsvernieuwers als Jan Ligthart werd gepropageerd. Dat idee is, zoals veel onderwijshervormingen, te herleiden tot Rousseau's 'terug naar de natuur'-benadering van leren. Zeker is het allemaal niet. Wel duidelijk is dat het doel van uitstapjes met de klas rond de jaren 50 van de vorige eeuw was om:
  1. Stadskinderen met de natuur in aanraking te brengen. Dat doet me denken aan mijn vader die opgroeide in Amsterdam en lange tijd niet meer wist dan dat groenten en fruit bij de groentenman vandaan kwamen.
  2. Kinderen uit arme gezinnen de kans te geven om ook een uitstapje te maken naar plekken waar het gezin normaal niet genoeg geld voor had.
De vraag die je kunt stellen is of in het huidige tijdperk deze twee uitgangspunten nog wel opgaan. Ze worden dan ook als argument allang niet meer gebruikt. "Het zou geen kwaad kunnen eens diepgaand te brainstormen over de zin van schoolreisjes", aldus het schoolhoofd van een kleine basisschool in Willemstad, Zeeland. Hij zei dit in 2000, en het werd opgetekend door het Dagblad voor Zuidwest-Nederland. De reden? Het aantal schoolreisjes was aan het afnemen omdat gebleken was dat de leerlingen eigenlijk overal al geweest waren. Sterker: veel leerlingen waren op meer plaatsen geweest dan hun leerkrachten. Om die reden worstelen veel scholen jaarlijks met het vinden van een leuke en unieke locatie voor het schoolreisje. Pretparken worden soms door medezeggenschapraden als 'te saai, gewoontjes' afgeserveerd.
Tegenwoordig is het argument voor schoolreisjes geworden dat het goed is voor het sociale gevoel, en het fijn is om ook eens wat anders te doen buiten de school. De vraag is natuurlijk of dat een taak van de school is. Inmiddels zijn schoolreisjes in ieder geval big business. Vervoerders en bekende en minder bekende attractieparken halen er een flink deel van hun omzet vandaan, tot wel 30 procent. Na incidenten, en op momenten dat scholen wel erg dure trips plannen (zoals een meerdaagse stedentrip) komt de discussie op gang. Uit mijn analyse kwam naar voren dat dit ongeveer eens in de vier jaar gebeurt. Dat komt omdat er een natuurlijke golfbeweging lijkt te zitten onder de opzet van het schoolreisje: van 'basic' naar heel duur en weer terug. Opmerkelijk is dat het nooit de scholen zelf maar altijd ouders zijn die steen en been klagen over de kosten, en die ook het nut van (in hun ogen veel te dure) uitstapjes aan de kaak stellen. Een oproep van de Telegraaf in 2004 leidde tot veel reacties. Toen al fulmineerde een gefrustreerde ouder: "De economische teruggang lijkt niet geheel te zijn doorgedrongen in de hoofden van bepaalde leerkrachten". Eerder al, in 2002, bleek dat het vaak juist de kinderen uit arme gezinnen waren die niet mee mochten op schoolreisje: hun ouders konden of wilden de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Al snel werd onder druk van de Vereniging Openbaar Onderwijs een code opgesteld om duidelijk te maken dat een vrijwillige bijdrage ook echt vrijwillig is en niet tot uitsluiting mag leiden.De leerplichtwet doet hier inmiddels ook een uitspraak over: een schoolreisje waarvoor je als ouder financieel moet bijdragen kan nooit verplicht zijn. En zodra een schoolreisje educatief is dan mag de school deelname wel verplichten, maar er geen bijdrage voor vragen!
Wat leren we van dit alles? De educatieve basis onder veel schoolreisjes lijkt tegenwoordig van ondergeschikt belang. Dat wisselt met het economisch tij: zodra het wat minder gaat worden schoolreisjes eenvoudiger en educatiever. Schoolreisjes dienen niet direct nut maar aan de andere kant: alle partijen zien het belang ervan in om ook eens wat anders te doen met de schoolklas. Tenslotte: de kinderen zelf kunnen er weken of zelfs maanden naartoe leven. De gevallen dat er iets misgaat, zelfs als de verantwoordelijke leerkracht is vergeten de bus te reserveren waardoor het schoolreisje op het allerlaatste moment in het water valt, halen dan ook niet voor niets de krant.