dinsdag 27 november 2012

Een Canon van het Onderwijs

Vorige week lag in mijn brievenbus een boek met glimmende en kleurrijke kaft, een boek dat de dag ervoor was gepresenteerd tijdens een feestelijke bijeenkomst van de Onderwijsraad. Het heet de Canon van het Onderwijs, en het is een poging om een overzicht te geven van de hele Nederlandse onderwijsgeschiedenis, of, zoals dat bij canons heet: "In 30 vensters te belichten." Het boek is geschreven in opdracht van de Onderwijsraad door historica Emma Los.
Voorkant van de Canon
De vraag is natuurlijk: zat Nederland te wachten op een canon van het onderwijs, of überhaupt op wéér een canon? Een verzuchting die ik ben tegengekomen is dat Nederland aan een 'canonziekte' lijdt. Ironisch is dat deze opmerking werd gemaakt door Marianne Boogaard, zelf verantwoordelijk voor de onlangs verschenen Canon van de Taal. Over de vermeende canonmanie kunnen we discussiëren, maar een canon waarin specifiek de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs wordt belicht, daar heb ik geen moeite mee, ook omdat onze onderwijsgeschiedenis redelijk uniek in de wereld is. Het boek en de bijbehorende website hebben duidelijk een algemeen publiek voor ogen: het materiaal is mooi vormgegeven en kleurrijk, het taalgebruik redelijk eenvoudig en prettig informeel (met noodzakelijkerwijs wellicht een overdaad aan jaartallen).
In een vriendelijke begeleidende notitie hoopt Geert ten Dam (voorzitter van de Onderwijsraad en hoogleraar Onderwijskunde aan de UvA) dat ook ik nog verrassende inzichten zal vinden in het boek. Ik verzorg zelf een vak waarin ik de geschiedenis van het onderwijs behandel en had het boek gewonnen door enige tijd elke dag via Twitter een geschiedenisvraag te beantwoorden (de Onderwijsraad benut sociale media volop, onder andere via het Twitteraccount @onderwijscanon). Mevrouw ten Dam hoeft niet bang te zijn: ook als je aardig wat over onderwijsgeschiedenis denkt te weten is er nog genoeg in het boek dat nieuw dan wel verrassend is. Het blijkt dat er nog in 1971 een school was waar meisjes niet werden toegelaten (het Aloysius College in Den Haag). De grondlegger van de Citotoets, Adriaan de Groot, had er tegen het eind van zijn leven in 2006 spijt van dat het onderwijsveld resultaten op de toets zo bepalend voor schoolkeuze was gaan vinden. Tussen 1811 en 1813 bestond de Universiteit Utrecht niet (opgeheven). Nederland was een van de laatste landen in de wereld die een leerplichtwet invoerde. In het boek zijn nog veel meer van dit soort feitjes te vinden. De 30 vensters zijn goed gekozen, samen beslaan ze naar mijn idee het onderwijs in haar volle breedte. Nadeel van het werken met vensters (en dit geldt ook voor andere canons) is dat sommige personen of voorzieningen meerdere keren terugkomen, zonder zelf vol in de schijnwerpers te komen. Hier denk ik dan in het bijzonder aan De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, een genootschap dat in 1784 werd opgericht, nog altijd bestaat, en dat van enorm belang is geweest bij zo'n beetje elke onderwijshervorming die na 1800 heeft plaatsgevonden. Nederlanders zijn daar altijd goed in geweest, alleen zijn initiatieven als die van Kees Boeke (De Werkplaats) en Van Rees (Humanitaire School) altijd beperkt in omvang gebleven. De uitspraak van Jan Ligthart (1859-1916): "De beste school is die waar de bovenmeester niets doet, de meester weinig en het kind bijna alles" past helemaal bij deze tijd.

Zijn er ook minpunten? Natuurlijk wel. Het ontbreekt in veel lemma's een beetje aan diepgang. De stijl is bewust losjes gehouden, en met 30 vensters in nog geen 250 pagina's is er weinig ruimte voor nuance. Het boek is duidelijk bedoeld als een startpunt. De geïnteresseerde lezer wordt dan ook naar secundaire literatuur verwezen, die op zijn beurt ook wel wat karig is. Het laatste lemma, over het puberbrein, lijkt meer om marketingtechnische redenen in de Canon opgenomen te zijn dan om haar historische belang. Het zijn maar kleine kritiekpunten, maar ze maken wel dat ik liever spreek van Een Canon dan van Dé Canon - en dat geldt voor andere canons eigenlijk ook.
Conclusie: de Canon van het Onderwijs geeft een prima inleiding van de rijke geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, en zeker voor iedereen die iets met onderwijs te maken heeft lijkt het me een prachtig cadeau om met de feestdagen te ontvangen.


Los, E. (2012). De Canon van het Onderwijs. Amsterdam: Boom. ISBN: 9789461057730. Prijs: €17,50.

zondag 4 november 2012

Brief aan de nieuwe Minister van Onderwijs

Hooggeachte mevrouw Bussemaker,

Vandaag wordt u beëdigd als nieuwe minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Graag wil ik u feliciteren met deze benoeming. Een ministerschap is een hele eer. Een ministerschap op het onderwijsministerie is daarnaast een hele verantwoordelijkheid: nergens anders kunt u een grotere invloed uitoefenen op de Nederlandse jeugd. U werkt daar écht aan de toekomst van Nederland.

Het kabinet waar u deel van uit gaat maken, heeft zich ten doel gesteld meer dan 15 miljard euro te bezuinigen. Geen geringe opgave. Gelet op de afspraken in het regeerakkoord komt het onderwijs er genadig vanaf. Natuurlijk: er wordt ook op het onderwijs bezuinigd (gratis schoolboeken worden afgeschaft, de verplichte maatschappelijke stage verdwijnt, er komen minder opleidingen in mbo en hbo, enzovoorts). Maar het primaire proces lijkt te worden ontzien. Op het eerste gezicht bevat het regeerakkoord geen maatregelen die direct door de mannen en vrouwen voor de klas worden gevoeld.

Grote klassen, kleine klassen.

Helaas zit u nog met de erfenis van uw voorgangster. Dit jaar lezen we al regelmatig over het groter worden van de schoolklassen in het basis- en voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld hier, hier en hier). Dat de schoolklassen groter worden komt door diverse bezuinigingen en maatregelen, waaronder het invoeren van het Passend Onderwijs.

Is het erg dat schoolklassen groter worden? Op basis van een Vlaams afstudeeronderzoek zou u kunnen concluderen dat dat niet zo is. Het onderzoek haalde de media. Trouw kopte: "Kleinere klassen zijn niet altijd bevorderlijk voor leerlingen". Ook de OECD predikt bij monde van Andreas Schleicher, eenzelfde boodschap: "Kleine klas, geen effect". "Gelukkig", zult u denken, "als de klassen dan wat groter worden, geeft dat niets".

Vraagt u het maar eens aan de gemiddelde juf die werkt op de basisschool in uw woonwijk of aan uw favoriete leraar op de middelbare school. Denken zij ook dat de grootte van de schoolklas geen effect heeft op hun werkzaamheden en op de prestaties van hun leerlingen? Ik denk dat zij het daarmee oneens zullen zijn. Kijkt u maar eens op deze interessante blogpost.

Waar val ik u hiermee lastig, vraagt u zich misschien af. Terechte vraag. Doel van dit blog is om hetgeen we uit onderzoek weten over onderwijs voor het voetlicht te brengen. Over het onderwijs wordt veel geschreven en geroepen en helaas zijn lang niet alle boodschappen even correct. Ook over de invloed van klassengrootte wordt dus veel geroepen. Helaas is lang niet alle onderzoek naar de invloed van klassengrootte even sterk. Vaak wordt gezegd dat het niet om de grootte van klas gaat, maar om de kwaliteit van de instructie die de leerkracht geeft. Uiteraard zit daar een kern van waarheid in: de instructie van de leerkracht is van zeer groot belang. Echter, in grote klassen is het voor leerkrachten wel moeilijker om hun instructie aan te passen op de behoeften van individuele leerlingen. Dit specifieke aspect wordt in het onderzoek naar de invloed van klassengrootte echter hoogst zelden meegenomen.

Hoogst zelden, want er is wel onderzoek dat dit doet. In onderzoek van Zwitserse en Britse onderzoekers werd zowel rekening gehouden met klassengrootte als met de kwaliteit van de instructie van de leerkracht. De onderzoekers concluderen dat klassengrootte wel degelijk invloed heeft op de leerprestaties van de leerlingen, ook wanneer er rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de instructie door de leerkracht. In kleinere klassen presteren leerlingen beter, bleek uit het onderzoek. Daarnaast bleken in kleinere klassen de onderwijsprocessen ook beter te zijn (kwaliteit van de uitleg, betrokkenheid van leerlingen bij de les).

U gaat dus aan het werk op een belangrijk departement. U zult moeilijke beslissingen moeten nemen. Beslissingen die mogelijk toch het primaire proces zullen raken; beslissingen die mogelijk ertoe leiden dat klassen verder vergroten. Laat u zich niet aanpraten dat dat niet erg is. Er is gedegen onderzoek beschikbaar dat het tegendeel laat zien.

Het voorbeeld van het groter worden van de klassen en welk effect dat heeft op het werk van leerkrachten en de prestaties van leerlingen is slechts één van de onderwijs onderwerpen waarover verwarring heerst. Op dit blog proberen we regelmatig van deze onderwerpen te bespreken. U bent van harte welkom om u te laten informeren.

Ik wens u veel succes en wijsheid in uw nieuwe functie als Minister!

Hoogachtend,

Jeroen Janssen