Op 10 mei verscheen de langverwachte "Menukaart interventies funderend onderwijs". Deze menukaart bevat een overzicht van bewezen effectieve interventies die scholen in kunnen zetten bij het inlopen van leerachterstanden die leerlingen hebben opgelopen als gevolg van de schoolsluitingen. Bij het opstellen van de menukaart heeft het Ministerie van OCW zich gebaseerd op de teaching and learning toolkit van de Education Endowment Foundation (EEF). Eén van de interventies die is opgenomen in de menukaart is samenwerkend leren. De menukaarten focussen vooral op het beschrijven van de effectiviteit van interventies en het wetenschappelijke bewijs voor deze effectiviteit, maar geven minder concrete aanwijzingen hoe een interventie effectief ingezet kan worden in de klas.
De tekst over samenwerkend leren geeft bijvoorbeeld de volgende aandachtspunten bij het inzetten van samenwerkend leren:
- Samenwerken gaat niet automatisch: leerlingen hebben daar ondersteuning bij nodig en moeten ermee oefenen.
- De taken moeten zorgvuldig worden verdeeld en omschreven zodat de samenwerking effectief en efficiënt verloopt. Anders zullen sommige leerlingen proberen het werk in hun eentje te doen.
- Competitie tussen groepen kan een middel zijn om leerlingen effectiever te laten samenwerken. Een te grote nadruk op competitie kan er echter toe leiden dat de leerlingen vooral willen winnen en te weinig gericht zijn op hun leerprestaties.
- Het is vooral van belang dat minder goed presterende leerlingen tijdens de samenwerking worden gestimuleerd om actief deel te nemen en hun gedachten onder woorden te brengen, zodat ze optimaal kunnen profiteren van de samenwerking.
- Heb je nagedacht over de benodigde trainingen voor leerkrachten/docenten om deze interventies effectief te kunnen inzetten?
- Hoge complexiteit of moeilijkheid: Wellicht de belangrijkste manier om te zorgen voor voldoende afhankelijkheid is om leerlingen een samenwerkingstaak te geven die voldoende complex of moeilijk is. Door groepjes een taak te geven die zo complex is dat geen leerling deze alleen voor elkaar kan krijgen, stimuleer je afhankelijkheid. Wat heeft heeft het voor zin om leerlingen in tweetallen aan een reeks rekenopgaven te laten werken die één van de leerlingen ook in zijn/haar eentje gedaan kan worden? Hiermee werk je meeliftgedrag in de hand. Complexiteit kan te maken hebben met hoe moeilijk de lesstof is, maar kan ook met de omvang van de lesstof. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het samenwerken aan een project over de Romeinen waarbij groepsleden de opdracht krijgen om een werkstuk te maken over de Romeinen. Hierbij moeten leerlingen dan bijvoorbeeld ingaan op de geschiedenis van het Romeinse Rijk, de Romeinse goden en de Romeinse cultuur. Zo'n opdracht kan zo omvangrijk zijn, dan leerlingen ook van elkaars inbreng afhankelijk zijn om deze opdracht tot een goed einde te brengen. Ook het introduceren van een vorm van tijdsdruk kan zorgen voor afhankelijkheid tussen groepsleden.
- Rollen: Een tweede veel gebruikte manier om afhankelijkheid te stimuleren is om groepsleden complementaire rollen te geven. Bij het hierboven genoemde project over de Romeinen kun je leerlingen daarnaast ook rollen toewijzen zoals: vragensteller, samenvatter, verduidelijker, aanmoediger. Hierdoor wordt ieder groepslid aangemoedigd om een bepaalde rol te vervullen die behulpzaam is bij het realiseren van hetr groepsdoel.
- Materiaal of informatie: Door het verdelen van materiaal of informatie kan er ook afhankelijkheid tussen groepsleden gestimuleerd worden. Een voorbeeld van het verdelen van informatie is de Jigsaw methode. De lesstof die bestudeerd moet worden, wordt bij de Jigsaw methode in gelijke delen verdeeld. Elk groepslid is verantwoordelijk voor één van de delen. Vervolgens gaan leerlingen die verantwoordelijkheid hebben voor hetzelfde onderdeel naar de expertgroep van dat onderdeel. Je bent dan als het ware de vertegenwoordiger van je groep voor dat onderdeel. In deze expertgroepen wisselen leerlingen informatie uit, gaan ze op zoek naar verdere informatie, bespreken onduidelijkheden, enzovoorts. Vervolgens gaan leerlingen terug naar hun oorspronkelijke groep en integreren ze wat ze hebben geleerd in de expertgroepen tot een geheel.
Ook door het verdelen van materiaal kan er afhankelijkheid tussen groepsleden ontstaan. Door iedere leerling een deel van het benodigde materiaal te geven, zijn ze afhankelijk van elkaar. Bij het maken van een poster kun je leerlingen één vel papier, één stift en één schaar geven. Op deze manier moeten ze samenwerken om de poster te realiseren en kan niet één leerling al het werk doen.
- Gemeenschappelijke doelen: Het is van belang dat leerlingen beseffen dat ze een gemeenschappelijk doel hebben. De doelen van de leerlingen moeten met elkaar samenhangen zodat ieder groepslid alleen zijn doel kan behalen als de anderen ook hun doel behalen. Dat kan door groepsleden gemeenschappelijke doelen te geven. Een manier om dat te doen is door leerlingen vooraf duidelijke criteria mee te geven ("Zorg dat iedereen 4 van de 5 opgaven goed maakt"). Een andere manier is door een cijfer voor het werk van de hele groep te geven als je met cijfers geven werkt.
Natuurlijk ben ik met je eens, maar een zeer belangrijke maar vaak vergeten/onbesproken voorwaarde is dat de docent een opdracht verzint die de moeite van het samenwerken waard is. Als de baten van het samenwerken aan een opdracht niet groter zijn dan de kosten van het samenwerken (coördineren van activiteiten & communicatie over de opdracht) zal er niet samengewerkt worden.
BeantwoordenVerwijderenEen tweede voorwaarde is dat de deelnemers ervaring hebben met het samenwerken met elkaar. Een ad hoc samengestelde groep mensen is geen samenwerkende team.