maandag 13 december 2021

De impact van de eerste schoolsluiting op taal- en rekenprestaties

Wat was de impact van de eerste schoolsluiting op de taal- en rekenprestaties van leerlingen in groep 5-7? Deze vraag stond centraal in het onderzoek van de Werkplaats Onderwijsonderzoek Utrecht. Het onderzoek laat zien dat de leerachterstanden die leerlingen tijdens de eerste lockdown opliepen fors zijn: gemiddeld meer dan twee maanden voor zowel rekenen als begrijpend lezen. Het onderzoek richtte zich op scholen met een zeer diverse leerlingpopulatie. Het onderzoek vond ook grote verschillen tussen scholen: op scholen waar de populatie voor een groter deel bestond uit leerlingen die een risico lopen op leerachterstanden was de impact van de schoolsluitingen groter.

Het abstract:

School closures due to the COVID-19 pandemic raised concerns about increases in educational inequality. We examined the magnitude of the impact of the first school closure for vulnerable student groups in particular. This study was conducted among 886 Grade 3 - 5 students in the Netherlands in schools serving a high percentage of students from disadvantaged backgrounds. Piecewise growth analyses indicated that the school closures caused discontinuity in students’ achievement growth on national standardized tests and led to an average learning loss of 2.47 months in mathematics and 2.35 in reading comprehension, exceeding the duration of the school closure. Findings suggest that school closures contribute to educational inequality and indicate which students may particularly need additional support to overcome the adverse consequences of the lockdowns.


Schuurman, T. S., Henrichs, L. F., Schuurman, N. F., Polderdijk, S., & Hornstra, L. (2021). Learning Loss in Vulnerable Student Populations After the First Covid-19 School Closure in the Netherlands. Scandinavian Journal of Educational Researchhttps://doi.org/10.1080/00313831.2021.2006307 

woensdag 8 december 2021

Een afbeelding zegt meer dan 1000 woorden? Niet tijdens retrieval practice

Retrieval practice, met behulp van flashcards of oefensoftware is, is een effectieve manier van studeren. Zo is het bijvoorbeeld effectiever om vocabulaire te oefenen door te leren woorden herhaaldelijk te vertalen uit het geheugen dan door herhaaldelijk woordenlijsten te lezen. In een recent onderzoek onderzochten Utrechtse collega's Gesa van den Broek, Tamara van Gog, Liesbeth Kester en studenten Evelien Jansen en Mirja Pleijsant of het toevoegen afbeeldingen of plaatjes tijdens retrvieval practice het studeren effectiever maakt. De resultaten van hun onderzoek zijn onlangs verschenen in Journal of Educational Psychology en laten zien dat het toevoegen van afbeeldingen of plaatjes in veel gevallen de effectiviteit van retrieval practice verlaagt. In drie experimenten onderzochten ze de effectiviteit van drie condities: (1) een conditie waarbij zowel tijdens de response phase (leerling probeert de vertaling van een woord te geven) als de feedback phase (leerling krijgt het correct antwoord te zien) het plaatje te zien was, (2) een conditie waarbij geen plaatjes in beide fases te zien was en (3) een conditie waarbij alleen in de feedback phase een plaatje te zien was.


De auteurs vatten de uitkomsten van hun onderzoek als volgt samen:

Practicing retrieval of vocabulary items from memory (e.g., with flashcard software or practice tests) is an effective study strategy to remember vocabulary over time. Retrieval practice is often implemented in digital learning environments that increasingly include multimedia (i.e., combining textual and pictorial information). However, it is unknown how multimedia design affects the benefits of retrieval. Therefore, the present study tested the effect of adding images during retrieval practice on students' learning, affective-motivational outcomes, and judgments of learning. We experimentally manipulated the presence and timing of images during retrieval practice of foreign vocabulary in three classroom experiments with students in secondary education. Across experiments, students' vocabulary recall on a posttest (1 to 4 days after practice) was weaker after practice with images that helped them retrieve the answer, compared with practice without images (Experiments 2 and 3) and compared with practice with images that appeared after the retrieval attempt (Experiments 1 and 3). Images enhanced feelings of competence but not enjoyment of practice. The majority of students recognized the negative effects of images on their learning only when the images clearly revealed the answer (Experiment 1) but-incorrectly-considered images that provided partial hints about the answer to be helpful (Experiments 2 and 3). Moreover, students consistently overestimated how much they learned with images that helped them retrieve the answer. During retrieval practice of vocabulary words, informative images are thus potentially harmful and students have limited insight into these effects.

En de Impact Statement: 

Practicing retrieval of vocabulary words from memory (e.g., with flashcard software or practice tests) is an effective strategy to remember the words over time. This study tested how adding images during such retrieval practice influences students’ learning and motivation. In three classroom experiments, we found that retrieval practice is less effective when it includes images that provide hints about the answer, compared to no images. Students were unaware of this effect and overestimated how much they learned with images. Multimedia should thus be used cautiously in vocabulary learning software. To ensure that students can later recall vocabulary not only with the help of the images from practice but also without images, practice should not include images that provide hints about the to-be-retrieved answer. Images can, however, be presented as feedback that is shown after the learner has given a response. 

Van den Broek, G. S. E., van Gog, T., Jansen, E., Pleijsant, M., & Kester, L. (2021). Multimedia effects during retrieval practice: Images that reveal the answer reduce vocabulary learning. Journal of Educational Psychology, 113(8), 1587–1608. https://doi.org/10.1037/edu0000499

dinsdag 7 december 2021

Een kijkje in het leven van Lotte

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat student Lotte Flikkema. Dit is de vijftiende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.  


Meekijken met Lotte

Hallo daar, leuk dat je mijn blog over de ALPO leest. In deze blog wil ik je graag wat meer over mijn leven als derdejaars ALPO-student vertellen, en over de weg daar naartoe. Ik heb voor de ALPO gekozen omdat ik theorie pas iets waard vind als je er echt iets mee kan. Waarom alleen leren over kinderen wanneer je dat ook meteen kan toepassen in de klas? Deze opleiding maakt me (nog steeds) ambitieus, nieuwsgierig en gemotiveerd. Ik ben blij dat ik voor de ALPO heb gekozen.

Hoe ziet jouw week eruit?

In het derde jaar van de ALPO zit de week aardig volgepropt. De Hogeschool en Universiteit moeten samen 3 dagen delen, de overige twee dagen zijn stagedagen. De week van schrijven is in de tweede week van het tweede blok van jaar 3. Tentamens van blok 1 zijn net (succesvol!) afgerond en het is tijd voor de nieuwe vakken. Ik neem jullie graag van dag tot dag mee in mijn lessen.

Op maandag volg ik orthopedagogiek 2. Dit is een vervolg op orthopedagogiek 1 (goh) en een gemixte cursus van Universiteit en Hogeschool. Ortho1 had de nadruk op leerstoornissen zoals dyslexie of dyscalculie, en hoe de leerkracht daar praktisch mee om kan gaan. Ortho2 zoomt nu in op verschillende gedragsstoornissen. Denk hierbij aan ADHD, ASS, hoogbegaafdheid. Elke week staat een andere gedragsstoornis in de schijnwerpers met een hoorcollege en werkgroep. De hoorcolleges worden gegeven door experts in het gebied, die vooraf vragen ontvangen van de studenten en deze verwerken in het college. Na het hoorcollege is er een pauze van ongeveer 2 uur tot de bijbehorende werkgroep. Het is een onderdeel van de cursus dat elke week een groepje leerlingen een deel van de werkgroep verzorgt. Deze week zat ik dus samen met medestudenten gezellig te werken aan onze les. Tijdens de werkgroep leggen we de link tussen de theorie en de praktijk.

Dinsdag begon met een SLB-les waarbij we onderling problemen op stage met elkaar deelden. Dit gaf me wel wat nieuwe inzichten. Vervolgens was er een les van mijn keuzevak. In het derde jaar is er de keus tussen Wereldoriëntatie en muziek. Dit gaat dan om verdiepende vakken. Ik heb voor wereldoriëntatie gekozen, waarmee we dit blok twee lessenseries gaan ontwerpen rond een educatie (denk aan gezonde voeding, waterverspilling, erfgoededucatie). Om de week volg ik op dinsdag ook een vak Inleiding Vernieuwingsonderwijs. Dit vak zoomt in op verschillende vormen onderwijs (bijv. montessori, dalton of vrije school) en is een opstapje naar het keuzevak vernieuwingsonderwijs in blok 3 en 4.

Woensdag en donderdag zijn mijn favoriete dagen van de week. Dan loop ik stage in groep 7/8 van een SBO-school. Ik heb zelf voor het SBO gekozen, omdat ik nieuwsgierig was naar de uitdaging. Deze twee dagen zijn zwaar; mentaal én fysiek. Maar ze zijn het zeker waard. In het SBO heb ik veel geleerd over hoe je met verschillende leerlingen om moet gaan. En hoe ontzettend verschillend ze zijn! Dit zijn allemaal dingen die ik meeneem naar mijn eigen klaslokaal in de toekomst. Zowel tijdens als na schooltijd voer ik veel taken uit voor de klas en school. Als derdejaars student wordt er redelijk veel van je verwacht.

Op vrijdag was het tijd voor het hogeschool onderdeel van ortho2. Hiermee focussen we op het maken van een groepsplan. In ortho1 hebben we een groepsoverzicht gemaakt, nu is het tijd voor de volgende stap. Dit is een hele praktische opdracht die me veel inzicht geeft in de leerlingen van mijn stageschool, en in het werk van een leerkracht. Aan het einde van de week gebruik ik de treinreis om me voor te bereiden voor de volgende week.

In totaal reis ik dus 3 dagen in de week (2 uur enkele reis…) op en neer naar Utrecht, en 2 dagen naar mijn stageschool. Dit kost me onwijs veel tijd. Gelukkig vind ik nog genoeg tijd om regelmatig te sporten, 3 dagen per week te werken en mijn vrienden te zien. In de trein lees en luister ik van alles. Over het onderwijs heb ik nog wel wat tips! Zie het laatste kopje.

Waar haal  het meeste plezier uit bij je studie?

Het meeste plezier haal ik denk ik uit de interessante discussies die je kan hebben over alles in onderwijsland. We hebben les van experts en zitten in een klaslokaal met allemaal toekomstige juffen en meesters met stuk voor stuk hun eigen mening. Dit levert interessante discussies op over de huidige stand van zaken. Moeten er dingen anders? En hoe kunnen we dat voor elkaar krijgen?

Daarnaast zijn woensdag en donderdag natuurlijk de momenten dat je met je neus op de feiten wordt gedrukt. Die 25 wiebelende kinderen zijn waar je het allemaal voor doet!

Wat is jouw visie op het huidige onderwijs in Nederland?

Om te beginnen beantwoord ik graag de vraag van mijn voorganger Merel: Als je een nieuwe stroming van onderwijs zou kunnen ontwerpen, hoe zou deze er dan uitzien en waarom? En in hoeverre wijkt deze af van de reeds bestaande onderwijsstromingen in Nederland? Een redelijk complexe vraag, maar er komt bij mij een heel simpel antwoord naar boven: geen. Ik zou geen nieuwe stroming willen ontwerpen binnen onderwijsland. Klinkt misschien saai, maar het is nu voor de leek (en de schoolzoekende ouder) al een aardig oerwoud wat voor stromingen er allemaal bestaan, en wat ze inhouden. Wat is het beste voor je kind? Ik ben van mening dat alle stromingen hun voordelen en nadelen hebben, en dat die ook nog eens verschillen per kind. Het toevoegen van een extra stroming zal hier niets aan verbeteren.

Dit brengt mij op het volgende punt. Was het niet de bedoeling dat het basisonderwijs voor iedereen hetzelfde is? In mijn verschillende stages, maar ook uit verhalen van andere studenten, hoor ik zo veel verschillende scholen. Blijkbaar maakt het uit of jouw school in Wassenaar of Rotterdam Zuid staat. Kansenongelijkheid is een term die steeds meer in de schijnwerpers komt te staan bij onderwijskundigen maar ook het grote publiek. In mijn mening wordt het onderwijs alleen maar beter als we wat meer gaan omkijken naar die leerlingen die net niet in de goede wijk zijn geboren. Dit is een zaak die op macro-niveau aandacht vraagt. Voor de klas vind je enkel leerkrachten die het beste willen voor elke leerling. Maar hoe wordt het geld verdeeld? En dus ook die fantastische leerkrachten? Dat is een zaak voor Den Haag.

Als ik denk aan het huidige onderwijs in Nederland dan denk ik ook aan de digitalisering van de afgelopen tijd. Leerlingen werken steeds vaker op devices en minder vaak in een schrift. Op de opleiding is hier vaak een discussie over, wat is nu beter? Zowel online als offline onderwijs heeft voordelen en nadelen. Hierbij denk ik dat het voor elk kind zal verschillen wat fijner werkt. We kunnen er in ieder geval niet om heen dat het volgen van de leerlingen in een digitaal leerlingvolgsysteem wel ontzettend handig is!

Wat is je droom voor het onderwijs?

Mijn droom voor het onderwijs hangt sterk samen met het probleem van kansenongelijkheid. Hoe mooi zou het zijn als alle leerlingen gelijke kansen zouden hebben? Het voelt als een onredelijke droom, maar er zijn al veel organisaties die zich inzetten voor kinderen in kansarme situaties. Hier word ik alleen maar blij van.

Heb je nog een vraag voor de volgende blogger?

Voor de volgende blogger wil ik eigenlijk mijn droom meegeven. Wat zou jij als een verandering voorstellen aan het huidige onderwijs in Nederland om kansenongelijkheid te verminderen? Het is een kwestie die niet in één keer op te lossen is, maar een beetje dromen kan nooit kwaad.

Heb je nog leuke luister of leestips?

In de trein verslind ik graag boeken. En wat is nou leuker dan over de grappige, schokkende en interessante ervaringen van leerkrachten lezen? Er zijn talloze boeken te vinden waarin leerkrachten bijzondere verhalen beschrijven. Over kansenongelijkheid in het onderwijs is ook veel materiaal te vinden. Het kan nooit kwaad om je er over in te lezen voor je zelf voor de klas staat.

Mijn favorieten over de onderwijspraktijk:

·        Jongens ik wil nu toch echt beginnen – Johan Goossens

·        De gelukkige leraar – Maike Douglas-Westland

·        Juf er is een kind kwijt – Dorine Hermans


maandag 15 november 2021

Een kijkje in het leven van Corine

 In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat docent Corine Gielen. Dit is de veertiende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie. 

Hoi allemaal! Deze keer ben ik gevraagd om de blog te schrijven, maar laat ik mijzelf eerst even voorstellen. Ik ben Corine Gielen, docent aan de afdeling Educatie (OWW en ALPO) en praat met een zachte G. Van origine kom ik uit Leuth, een minidorpje onder de rook van Nijmegen. Tegenwoordig woon ik samen met mijn Duitse vriend en goudvissen in Bennekom (bij Ede en Wageningen). Dus ja, ik spreek ook een aardig woordje Deutsch. In mijn vrije tijd vind ik het heerlijk om Formule 1 te kijken, ben groot fan, van vrije training tot en met de wedstrijd, alles probeer ik te kijken. Echter draait mijn leven niet alleen maar om racen, ik houd ook van korfballen, een flink stuk wandelen en bordspelletjes.

Toen ik hier kwam werken was de afdeling voor mij niet nieuw, ik heb namelijk van 2015 tot en met 2019 de ALPO gestudeerd. Aansluitend heb ik de Master Educational Sciences gedaan aan de UU. Dit heb ik gecombineerd met een dag werken als basisschooldocent op OBS Vleuterweide. Toen ik klaar was met mijn Master waren ze bij OWW en ALPO ze op zoek naar een nieuwe docent en de rest is geschiedenis. Dat betekent dat mijn docenten van toen tegenwoordig mijn collega’s zijn. 

Op de UU werk ik vier dagen per week als docent en ik geef zowel in de Bachelors (ALPO en OWW) als in de Master Educational Sciences les. De afgelopen periode heb ik Inleiding Onderwijswetenschappen gegeven en Learning in Organizations in de Master. Dat betekende dat ik ongeveer acht uur per week aan het lesgeven was. In de overige tijd bereid ik mijn werkgroepen voor en heb ik vergaderingen, bijvoorbeeld over diploma-uitreikingen of open dagen. Het meeste plezier in mijn baan haal ik uit het lesgeven zelf. Daadwerkelijk voor de groep staan en studenten begeleiden bij hun opdrachten en het eigen maken van de literatuur. Ik geniet er van als studenten zichzelf ontwikkelen en groeien tijdens een cursus. Maar net zoveel plezier haal ik uit de informele gesprekjes met studenten. Dan gaat het bijvoorbeeld over werkdruk, weekendplannen van zowel mij als studenten of andere zaken die studenten bezig houden. Ik ben er namelijk van overtuigd dat je mede door dit soort informele gesprekken werkt aan de relatie met studenten, wat vervolgens bijdraagt aan een positief werkgroepklimaat. 

Over die strakke tijdsplanning gesproken, Nadie (de vorige blogschrijfster), vroeg mij hoe ik aan kijk tegen de strakke tijdsplanning van studenten. Is er daadwerkelijk een tekort of is dat iets wat studenten zichzelf opleggen. Ik denk dat de werkdruk hoog is, maar te doen met een goede planning en door jezelf daar vervolgens ook aan te houden. Zelf heb ik tijdens de ALPO ook hoge werkdruk ervaren, maar dat komt mede door het feit dat de ALPO een dubbele opleiding is en je van tevoren weet dat het zwaarder is dan een reguliere bacheloropleiding. Bovendien vond ik het ook erg leuk om ernaast te werken, lid te zijn van de studentenkorfbalvereniging en van VOCUS. Wanneer je naast je opleiding meerdere ballen hoog moet houden, dan wordt de werkdruk automatisch hoger. Je hebt tenslotte maar 24 uur per dag, waarin je ook je slaap niet moet vergeten 😉. Al met al denk ik dat de werkdruk hoog is, je doet ook niet voor niets een wetenschappelijke opleiding, maar dat dit vergroot of verkleind kan worden door de persoonlijke situatie. Weeg goed af waar jij prioriteit aan geeft en haal er dan ook alles uit, maar vergeet ook niet om te ontspannen. Persoonlijk vind ik het niet wenselijk als je alleen maar in de boeken zit en geen ontspanning naast je studie hebt.

Ik tijdens een consultatie met
een groepje van mijn LIO Master studenten.
Deze blog wil ik afsluiten met mijn droom voor het onderwijs en de maatschappij. Op dit moment wordt er veel druk gelegd op leerlingen door de omgeving (ouders, medeleerlingen) om zo goed mogelijk te presteren op school. Er wordt massaal geïnvesteerd in bijles, zelfs al bij de kleuters, om je kind op de havo of het VWO te krijgen. Termen als hoogopgeleid en laagopgeleid zijn nog steeds aan de orde van de dag. Een kwalijke zaak vind ik dat, omdat iemand die heel handig is met zijn handen en mijn auto kan repareren als die stuk is, als laag wordt bestempeld door de maatschappij. Terwijl deze automonteur ervoor zorgt dat ik met mijn universitaire titel toch naar mijn werk kan rijden. En deze persoon zou je dan bestempelen als laag? Waarom is hij of zij minder dan ik? Praktisch en theoretisch opgeleid vind ik al een stuk wenselijker, omdat deze termen ook daadwerkelijk het verschil verduidelijken. Mijn wens is dat er in het onderwijs meer gekeken wordt naar de leerling als geheel en niet alleen naar de cognitieve capaciteiten van een leerling, de kansen(ongelijk)heid afneemt en leerlingen/ouders trots kunnen zijn op bijvoorbeeld een vmbo-advies als dat beter bij het kind past.

Mijn vraag aan de volgende blogger is: Welke docent was/is jouw favoriet en waarom? Wat voor gedrag liet/laat hij/zij zien waardoor jij je fijn voelt/voelde in de les? Dit kan een basisschooldocent, maar ook een hoger onderwijsdocent zijn.

maandag 18 oktober 2021

Een kijkje in het leven van Nadie

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat student Nadie Grotentraast. Dit is de dertiende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie. 

Hi allemaal! Deze keer heb ik (Nadie) de eer om een blog te schrijven. Ik zal me eerst voorstellen. Ik ben Nadie, 19 jaar (misschien 20 wanneer jij deze blog leest 😉) en ik woon in het dorpje Laren in de Achterhoek (dus nee, niet die uit het Gooi!). Het meest relevante voor deze blog is dat ik in het 2e jaar van onderwijswetenschappen zit aan de Universiteit van Utrecht. Vorig jaar zei ik nog vaak “aan de keukentafel” (zie foto), dit jaar steeds vaker daadwerkelijk op de Uni. 

Mede dankzij de reistijd die ik op dit moment nog heb, draait mijn week voornamelijk om het studeren. Maar ik vind het ook belangrijk om op andere gebieden te leren en mezelf te ontwikkelen (en eigenlijk vooral ook plezier te hebben). Daarom ben ik naast mijn studie iedere week aanwezig bij de plaatselijke fanfare (ik speel saxofoon) en ben ik gastvrouw en schoonmaakster bij een B&B. Daarnaast ben ik dit jaar ook penningmeester van de ExcurCie van VOCUS. Als er dan nog tijd over is ga ik graag naar buiten om te bewegen, dit is vaak een mix van hardlopen, racefietsen en skeeleren. 

Wat mij in de studie onderwijswetenschappen aanspreekt, is dat het zo veelzijdig is. Iedereen leert, overal en altijd. Ook ik, want in (bijna) al die dingen die ik hierboven genoemd heb, zitten leermogelijkheden. Dat was dan ook een van de redenen dat ik voor OWW gekozen heb. Ik vind namelijk zoveel dingen leuk. Op open dagen was ik altijd degene die uit ieder werkveld wel een studie had die mij interesseerde. De dingen die ik leer bij OWW hoop ik dan ook zo breed mogelijk toe te kunnen passen. En dat toepassen, dat is ook iets wat ik erg graag doe. Nog steeds kan ik met een voldaan gevoel terugkijken naar de dingen die ik afgelopen jaar gedaan heb, het lespakket dat ik heb gemaakt, de interviews die zijn afgenomen bij scholen en ga zo maar door. 

Wat me bij die interviews opviel, en wat ik ook zelf regelmatig herken, is de druk die soms op iedereens leven lijkt te staan. Waarbij je vaak hoort: “ik zou graag meer van dit willen doen, maar …” er is geen tijd. Dit is zeker in het onderwijs iets dat vaak wordt aangegeven, maar ook bij mensen buiten het onderwijs hoor ik dit voorbijkomen, zelfs in tijden van lockdown, waar aan sociale evenementen toch echt wel geminderd werd. Ik vraag me af, is “tijd” iets waarvan altijd een tekort zal blijven? Of zouden er, wanneer er meer tijd of mankracht komt, stappen gezet kunnen worden in het onderwijs? 

Helaas is tijd niet onbeperkt beschikbaar en soms moet je keuzes maken. Het één of het ander. In de vorige blog vroeg Lukas hoe ik belangrijke keuzes maak. Mijn belangrijkste keuzes gaan vooral over tijd en het indelen van mijn week. Zoals ik al schreef vind ik heel veel leuk, maar ik heb geleerd dat tijd hebben en iets kunnen doen niet altijd betekent dat je iets ook aankan, en dus keuzes moet maken. Waar ik vroeger eindeloos na kon denken over de voor- en de nadelen van bepaalde keuzes (en die ook regelmatig uitschreef, best een goede tip soms!) probeer ik nu te oefenen om meer naar mijn gevoel te luisteren. Vind ik dit leuk? En heb ik tijd? Zo ja, dan gaan we ervoor! Toch de verkeerde keuze gemaakt? Jammer dan, maar wel weer iets geleerd! Zo nee, dan past het helaas niet, of ik moet andere dingen opgeven.

LouKA is een project waar ik veel tijd voor vrijgemaakt heb; inmiddels alweer 3 jaar geleden begon ik met 11 andere meiden uit de omgeving een project voor een jongerenreis. Dat we vrijwilligerswerk gingen doen in het buitenland stond vast, maar het was aan onszelf om de reis inclusief activiteiten te organiseren en daar geld voor op te halen. Een jaar lang hebben we activiteiten georganiseerd, op markten gestaan, geklust en op diverse plekken gepresenteerd om in de zomer van 2019 op reis te gaan naar Gambia. Daar hebben we 12 dagen de bevolking van Sifoe geholpen. Van het verven van een schoolgebouw, tot het planten van bomen, het geven van tandenpoetstrainingen en uitdelen van kleding en schoolspullen. De “tijd” van daar staat in een groot contrast met de “tijd” van hier in Nederland. Aan de ene kant bestaat tijd daar niet. Als je dorpshoofden met een aantal van hun kinderen uitnodigt voor een tandenpoetstraining om 9 uur, hoef je pas om 10 uur/half 11 op kinderen te rekenen. En dat terwijl mensen daar veel minder tijd hebben. Zoals we dat in mijn omgeving zo mooi zeggen, mensen zijn daar op hun 40ste al “uit de tijd”.

Mijn vraag aan de volgende blogger is dan ook: hoe kijk aan jij tegen de strakke tijdsplanning van velen van ons? Is er daadwerkelijk een tijd tekort of is dat iets wat we onszelf opleggen? En kunnen we daar nog wat in leren?


dinsdag 22 juni 2021

Wat komt er het beste eerst: Instructie of probleemoplossen?

Er is veel discussie hoe je het beste leert met het onderwijzen van een nieuw begrip of concept: moet je hiermee beginnen door leerlingen instructie te geven of door leerlingen eerst een probleem te geven? In onderwijsonderzoek wordt dit onderzocht door instructie gevolgd door probleemoplossen (I-PS) te vergelijken met probleemoplossen gevolgd door instructie (PS-I). Deze laatste manier van het onderwijzen van een nieuw begrip of concept wordt ook wel productive failure genoemd. De reden waarom dit productive failure wordt genoemd, is dat in PS-I onderwijssituaties het probleemoplossen meestal mislukt (failure), maar dat dit mislukken als een voorbereiding en ankerpunt voor de toekomstige instructie kan dienen. Een zojuist gepubliceerde meta-analyse van Sinha en Kapur (deze laatste kan gezien worden als de grondlegger van het idee van productive failure) in Review of Educational Research zet het gepubliceerde onderzoek waarin I-PS en PS-I worden vergeleken op een rij en vindt in een meta-analyse een redelijk effect (g = +0.36) in het voordeel van PS-I.

Het abstract:

When learning a new concept, should students engage in problem solving followed by instruction (PS-I) or instruction followed by problem solving (I-PS)? Noting that there is a passionate debate about the design of initial learning, we report evidence from a meta-analysis of 53 studies with 166 comparisons that compared PS-I with I-PS design. Our results showed a significant, moderate effect in favor of PS-I (Hedge’s g 0.36 [95% confidence interval 0.20; 0.51]). The effects were even stronger (Hedge’s g ranging between 0.37 and 0.58) when PS-I was implemented with high fidelity to the principles of Productive Failure (PF), a subset variant of PS-I design. Students’ grade level, intervention time span, and its (quasi-)experimental nature contributed to the efficacy of PS-I over I-PS designs. Contrasting trends were, however, observed for younger age learners (second to fifth graders) and for the learning of domain-general skills, for which effect sizes favored I-PS. Overall, an estimation of true effect sizes after accounting for publication bias suggested a strong effect size favoring PS-I (Hedge’s g 0.87).


 

Het artikel is open access te raadplegen op de website van Review of Educational Research.

woensdag 9 juni 2021

Een kijkje in het leven van Lukas

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat student Lukas Gerber. Dit is de twaalfde bijdrage in een regelmatig terugkerende serie. 

Het is gek. Als je mij in de derde klas had gevraagd wat ik vond van leren, had ik je aangekeken alsof je me een kampeervakantie op de Zuidpool aanbood. Dat terwijl ik nu juist plekken om te leren opzoek. Het is net of er verschillende soorten leren zijn. 

Ik ben Lukas. Net 19 jaar oud, al hadden de kleuters toen ik mijn verjaardag bij ze vierde maar zes kaarsjes in de klas, dus veelal voel ik me ook nog een beetje jonger. Afgelopen jaar ben ik gestart met de ALPO en dat bleek een opleiding die precies is gemaakt voor enthousiaste jongens zoals ik. Het is een gekke plek die je inneemt. Vanaf het eerste blok ben je zowel leerling als leerkracht. Tegelijkertijd ben je onervaren stagiair en wetenschapper in de dop. Tegelijkertijd sta je met je ene been in de metershoge literatuur en met je andere been in het werkveld. Dat voelde voor mij, zo aan het einde van de middelbare school, als precies wat ik zocht. Een plek om creativiteit en een ongelooflijke lading energie kwijt te kunnen, maar ook uitgedaagd te worden op academisch gebied.  

Leren over leren

In tegenstelling tot veel studenten, mocht ik als eerstejaars ALPO-student regelmatig naar het Utrecht Science Park voor fysieke praktijklessen. Daarnaast natuurlijk één dag in de week naar stage om kinderen nieuwsgierig te maken naar de wereld én naar henzelf. Ik geniet van de enorme nieuwsgierigheid van kinderen; de constante drang naar leren. Ook ik ben vaak op zoek naar nieuwe ervaringen en vaardigheden: mezelf muziek leren maken of een computerprogramma onder de knie krijgen. Afgelopen jaar heb ik veel uren achter de laptop doorgebracht. Veel aan de studie, maar ook aan het schrijven, activiteiten bedenken voor leden van VOCUS of een nieuw leerproject aangaan. Eén van die projecten het afgelopen jaar was het onderwijs zelf. Bij de Jonge Democraten, een politieke jongerenorganisatie verbonden aan D66, zette ik mij in bij de werkgroep Onderwijs & Wetenschap. Hier dacht ik samen met andere jongeren na over ideeën voor bijvoorbeeld kansengelijkheid. Hoe kunnen we met een warme schoolmaaltijd of gratis kinderopvang zorgen voor een betere toekomst voor kinderen die honderd meter voor de startstreep het leven binnenkomen? Op mijn vrij cultuurdiverse stageschool zie ik ondertussen deze kansenoorlog zijn slachtoffers afwerpen: waar het ene kind op maandagochtend uitgebreid vertelt naar welke musea, pretparken en sportwedstrijden die met diens ouders is geweest, was het andere kind al ontzettend blij dat papa dit weekend weer thuis was. Het zijn de afgetrapte sandalen die in de pauze tegen de glimmende Nikes precies hetzelfde voetbalspel spelen. Het zijn de zakjes witte boterhammen zonder korst die op precies dezelfde lunchtafel naast de bakjes fruitsalade staan. Het zijn de tientallen verschillende moedertalen in precies dezelfde kleuterklas.

Ik denk dat juist déze discussie de kracht kan zijn van veel ALPO-leerkrachten: argumenten geven met kennis uit zowel de theorie (of de politiek) als de praktijk. Maar daarnaast ook juist deze theorie toepassen óp de praktijk. Ik kan niet wachten om over een aantal jaar een eigen klas te hebben en mij helemaal in te zetten om alle kinderen voor te bereiden op hún ideale toekomst, kinderen te helpen ontwikkelen en daarbij niemand buiten te sluiten. Al gaat het dan maar over een kind of dertig in plaats van drie miljoen.

Leren volwassen worden

Tot het zo ver is wil ik vooral mezelf meer ontwikkelen. Liesbeth vroeg in haar blog wat ik bereikt wil hebben in vijf jaar. Juist deze vraag wist mij de afgelopen weken vast te houden. Welke ervaringen leren mij het meest? Zo heb ik gesolliciteerd voor een bestuursjaar als voorzitter bij VOCUS, maar ook bij de Inspraak van de ALPO en nagedacht over hoe ver ik mij nog op politiek niveau wil ontwikkelen. Daarnaast extra Pabo-vakken, commissies bij VOCUS en wil ik weer theater spelen als dat weer mag? Soms heb ik moeite met keuzes maken. Dan moet ik een stap terugnemen om te kijken naar het grote plaatje: hoe veel tijd ik nog heb, hoe veel ik nog kán doen. Uiteindelijk ben ik nog maar die jongen van zes verjaardagskaarsjes oud. En tóch probeer ik alles in één keer te doen en alles ook in één keer goed te doen. Ik denk dat veel studenten, en al helemaal ALPO-studenten, zichzelf af en toe te veel druk opleggen. Bij elke stap die je zet ontdek je drie nieuwe richtingen om op te lopen: een rollende sneeuwbal van leeraanbod. Ik denk dat veel studenten, maar ook docenten in het grotere plaatje, veel kunnen leren van dat stapje terugnemen. Die ‘helikopterview’, zoals mijn vorige praktijkopleider dat zo mooi noemde. Mijn vraag aan de volgende blogger is daarom: hoe maak jij belangrijke keuzes?

Leren in de trein

Afgelopen jaar reisde ik dus nog regelmatig af naar het Science Park voor een lesje zingen met mondkapjes of tikkertje spelen met isoleerbuizen. Tijdens de vele treinreizen ben ik het afgelopen jaar nog meer verliefd geworden op het efficiëntste medium dat de eenentwintigste eeuw ons heeft gebracht: de podcast. Zo heb ik al veel onderwijsgerelateerde interviews, verhalen en audio-essays tussen het omroepen van het volgende station beluisterd. Mijn favoriet: Het mysterie van de goede leraar. Hierin gaat Marcel van Herpen, toch wel mijn grote pedagogische voorbeeld, op zoek naar wat een goede leraar nou onderscheidt van al die anderen. Er staat ons een gek jaar te wachten. Een jaar waar we misschien een beetje moeten compenseren voor afgelopen jaar, maar waar we in ieder geval blijven leren. Waar we ons blijven ontwikkelen. Waar we blijven werken aan goed onderwijs voor iedereen.


dinsdag 25 mei 2021

Een kijkje in het leven van Liesbeth Kester

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat hoogleraar Liesbeth Kester. Dit is de elfde bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.

Mijn naam is Liesbeth Kester. Na het halen van mijn vwo-diploma wist ik nog niet goed wat ik wilde gaan studeren en ben ik zoals zovelen eerst met de studie Rechten begonnen. Ik ben hier vrij snel mee gestopt en ben toen gaan werken. In die tijd heb ik van alles gedaan: schoonmaakwerk, winkelwerk, werk in de zorg, horecawerk en noem het maar op. Twee jaar later startte ik met de studie Psychologie en dat bleek een studie die wel heel goed bij me paste. Ik studeerde in 1997 af als psycholoog in de neuropsychologie en klinische psychobiologie. Mijn afstudeerscriptie ging over het gebruik van trainingsprogramma’s op de computer bij de revalidatie van hersenbeschadigingen. Na mijn afstuderen kon ik geen werk vinden in de neuropsychologie en heb me toen laten omscholen als computerprogrammeur. In die tijd waarde de zogenaamde millenniumbug rond in oude computerprogrammatuur en gingen we over naar de euro. Een hoop financiële computersystemen moesten dus gecheckt worden op de millenniumbug en klaar gemaakt worden voor de euro. Hier werd ik ook voor ingezet. In de financiële wereld voelde ik me niet echt thuis en ik zocht naar een mogelijkheid weer iets met psychologie te gaan doen. Dit werd een promotietraject in Heerlen aan de Open Universiteit (OU). Bij de OU staat online leren centraal omdat de OU een afstandsuniversiteit is en daar kwamen voor mij mijn interesses in de mogelijkheden van computers en cognitie samen. Ik heb me bij de OU redelijk snel kunnen ontwikkelen tot bijzonder hoogleraar. De leerstoel die ik bekleedde was gericht op de NTR (een publieke omroep). Ik hield me zijdelings bezig met de educatieve content van deze omroep. Aan deze periode en mijn moederschap – ik heb twee opgroeiende kinderen - heb ik mijn interesse in media effect studies overgehouden. Met deze bagage kwam ik in 2015 naar de UU. In deze uitdagende academische omgeving leer ik nog elke dag iets bij. 

Liesbeth Kester

Mijn werkweken bij de UU bestaan voor een groot deel uit afspraken met studenten, promovendi en collega’s. Zo ongeveer een even groot deel gaat op aan het geven van feedback op stukken van met name promovendi en ook studenten. De rest van de tijd gaat op aan werkzaamheden op afdelingsniveau in mijn rol van afdelingsvoorzitter en op opleidingsniveau, waarbij ik me bezighoud met de organisatie van de OWW Ba-AcMa vanuit personeelsperspectief en onderzoek. Buitenshuis ben ik betrokken bij ICO: de landelijke onderzoeksschool waar de onderwijswetenschappers bij zijn aangesloten en de WTR: de wetenschappelijk adviesraad van Surf. De variatie in mijn werk spreekt me erg aan en ik hou ervan mezelf op nieuwe vlakken te ontwikkelen. Soms is het ook wel fijn met iets vertrouwds bezig te zijn. Voor mij is dit gezien mijn verleden bij de OU, het geven van online onderwijs in deze coronatijd.  

Bij Educatie zijn we bij vijf opleidingen betrokken: de OWW Ba, de ALPO, de OWW AcMa, de ReMa en de GST. Ik probeer met name de OWW Ba en AcMa zo breed mogelijk te verankeren in de afdeling door teams in te richten die zich structureel of incidenteel met cursus overstijgende thematiek bezighouden. Binnen de OWW Ba en AcMa vind ik het zeer belangrijk aandacht te blijven houden voor de verbinding van onderwijs en onderzoek, omdat ik dit kenmerkend vind voor een universitaire opleiding. Ik span me dan ook in deze verbinding verder te versterken. Aan studenten wil ik dan ook meegeven gun jezelf de tijd je nieuwsgierigheid te volgen, neem een onderzoekende houding aan ook al word je aan alle kanten onder druk gezet zo snel mogelijk je papiertje behalen.

Tot slot, Rosalie postte de vraag: Als jij een nieuw vak zou mogen ontwerpen (voor welk niveau onderwijs dan ook, of gewoon Onderwijswetenschappen aan de UU), waar zou dat vak over gaan? Aan de vakken waar ik al blij van word, scripties, OvL gevorderd en de andere instructional design vakken zou ik Mediagebruik en Leren willen toevoegen. Een aantal jaar ben ik nu bezig met masterstudenten te kijken naar de invloed van bijvoorbeeld YouTube of TikTok kijkgedrag op opvattingen over leren bij basisschoolkinderen. Dit type onderzoek noem je media effect studies. Meestal gaat dit onderzoek over psychologische effecten van mediagebruik in algemene zin maar in deze nieuwe cursus zou ik willen kijken naar de effecten van media op variabelen die van belang zijn in een leercontext zoals bijvoorbeeld self-efficacy. 

Mijn vraag voor de volgende blogger is: Als je over vijf jaar terugkijkt naar de afgelopen vijf jaar, wat zou je dan graag bereikt willen hebben?

donderdag 20 mei 2021

Samenwerkend leren: een toelichting op de menukaart

 Op 10 mei verscheen de langverwachte "Menukaart interventies funderend onderwijs". Deze menukaart bevat een overzicht van bewezen effectieve interventies die scholen in kunnen zetten bij het inlopen van leerachterstanden die leerlingen hebben opgelopen als gevolg van de schoolsluitingen. Bij het opstellen van de menukaart heeft het Ministerie van OCW zich gebaseerd op de teaching and learning toolkit van de Education Endowment Foundation (EEF). Eén van de interventies die is opgenomen in de menukaart is samenwerkend leren. De menukaarten focussen vooral op het beschrijven van de effectiviteit van interventies en het wetenschappelijke bewijs voor deze effectiviteit, maar geven minder concrete aanwijzingen hoe een interventie effectief ingezet kan worden in de klas. 

De tekst over samenwerkend leren geeft bijvoorbeeld de volgende aandachtspunten bij het inzetten van samenwerkend leren:

  1. Samenwerken gaat niet automatisch: leerlingen hebben daar ondersteuning bij nodig en moeten ermee oefenen.
  2. De taken moeten zorgvuldig worden verdeeld en omschreven zodat de samenwerking effectief en efficiënt verloopt. Anders zullen sommige leerlingen proberen het werk in hun eentje te doen.
  3. Competitie tussen groepen kan een middel zijn om leerlingen effectiever te laten samenwerken. Een te grote nadruk op competitie kan er echter toe leiden dat de leerlingen vooral willen winnen en te weinig gericht zijn op hun leerprestaties.
  4. Het is vooral van belang dat minder goed presterende leerlingen tijdens de samenwerking worden gestimuleerd om actief deel te nemen en hun gedachten onder woorden te brengen, zodat ze optimaal kunnen profiteren van de samenwerking.
  5. Heb je nagedacht over de benodigde trainingen voor leerkrachten/docenten om deze interventies effectief te kunnen inzetten?
In de komende periode zal ik enkele blogs schrijven waarin ik inga op enkele thema's die relevant zijn voor schoolteams die overwegen om van samenwerkend leren gebruik te maken. Ik begin daarbij met punt (2) uit de bovenstaande lijst omdat dat wat mij betreft het belangrijkste aandachtspunt is.

Ik kan het niet alleen: Positieve wederzijdse afhankelijkheid als belangrijkste voorwaarde voor samenwerkend leren
Samenwerkend leren heeft in ieder geval één grote valkuil: samenwerkend leren is alleen leerzaam als de samenwerking tussen leerlingen goed verloopt. Maar daar zit nu juist de crux: lang niet altijd verloopt die samenwerking goed. Bekende voorbeelden van problemen tijdens het samenwerken zijn meeliftgedrag (een leerling laat andere leerlingen het werk opknappen) en dominantie (een leerling domineert de discussie en laat andere leerlingen niet voldoende meedoen). Om zulke problemen te voorkomen is een doordacht ontwerp van de samenwerkingstaak die je je leerlingen geeft van cruciaal belang. Deze taak moet in ieder geval zorgen voor positieve wederzijdse afhankelijkheid. Er is sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid als leerlingen beseffen dat ze elkaars inzet en bijdrage nodig hebben om de samenwerking tot een goed einde te brengen. Het moet in feite onmogelijk zijn om de taak te volbrengen zonder inzet van alle groepsleden.

Er zijn verschillende manieren om te zorgen dat er sprake is van positieve wederzijdse afhankelijkheid, bijvoorbeeld:
  • Hoge complexiteit of moeilijkheid: Wellicht de belangrijkste manier om te zorgen voor voldoende afhankelijkheid is om leerlingen een samenwerkingstaak te geven die voldoende complex of moeilijk is. Door groepjes een taak te geven die zo complex is dat geen leerling deze alleen voor elkaar kan krijgen, stimuleer je afhankelijkheid. Wat heeft heeft het voor zin om leerlingen in tweetallen aan een reeks rekenopgaven te laten werken die één van de leerlingen ook in zijn/haar eentje gedaan kan worden? Hiermee werk je meeliftgedrag in de hand. Complexiteit kan te maken hebben met hoe moeilijk de lesstof is, maar kan ook met de omvang van de lesstof. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het samenwerken aan een project over de Romeinen waarbij groepsleden de opdracht krijgen om een werkstuk te maken over de Romeinen. Hierbij moeten leerlingen dan bijvoorbeeld ingaan op de geschiedenis van het Romeinse Rijk, de Romeinse goden en de Romeinse cultuur. Zo'n opdracht kan zo omvangrijk zijn, dan leerlingen ook van elkaars inbreng afhankelijk zijn om deze opdracht tot een goed einde te brengen. Ook het introduceren van een vorm van tijdsdruk kan zorgen voor afhankelijkheid tussen groepsleden.
  • Rollen: Een tweede veel gebruikte manier om afhankelijkheid te stimuleren is om groepsleden complementaire rollen te geven. Bij het hierboven genoemde project over de Romeinen kun je leerlingen daarnaast ook rollen toewijzen zoals: vragensteller, samenvatter, verduidelijker, aanmoediger. Hierdoor wordt ieder groepslid aangemoedigd om een bepaalde rol te vervullen die behulpzaam is bij het realiseren van hetr groepsdoel.
  • Materiaal of informatie: Door het verdelen van materiaal of informatie kan er ook afhankelijkheid tussen groepsleden gestimuleerd worden. Een voorbeeld van het verdelen van informatie is de Jigsaw methode. De lesstof die bestudeerd moet worden, wordt bij de Jigsaw methode in gelijke delen verdeeld. Elk groepslid is verantwoordelijk voor één van de delen. Vervolgens gaan leerlingen die verantwoordelijkheid hebben voor hetzelfde onderdeel naar de expertgroep van dat onderdeel. Je bent dan als het ware de vertegenwoordiger van je groep voor dat onderdeel. In deze expertgroepen wisselen leerlingen informatie uit, gaan ze op zoek naar verdere informatie, bespreken onduidelijkheden, enzovoorts. Vervolgens gaan leerlingen terug naar hun oorspronkelijke groep en integreren ze wat ze hebben geleerd in de expertgroepen tot een geheel. 

Ook door het verdelen van materiaal kan er afhankelijkheid tussen groepsleden ontstaan. Door iedere leerling een deel van het benodigde materiaal te geven, zijn ze afhankelijk van elkaar. Bij het maken van een poster kun je leerlingen één vel papier, één stift en één schaar geven. Op deze manier moeten ze samenwerken om de poster te realiseren en kan niet één leerling al het werk doen.
  • Gemeenschappelijke doelen: Het is van belang dat leerlingen beseffen dat ze een gemeenschappelijk doel hebben. De doelen van de leerlingen moeten met elkaar samenhangen zodat ieder groepslid alleen zijn doel kan behalen als de anderen ook hun doel behalen. Dat kan door groepsleden gemeenschappelijke doelen te geven. Een manier om dat te doen is door leerlingen vooraf duidelijke criteria mee te geven ("Zorg dat iedereen 4 van de 5 opgaven goed maakt"). Een andere manier is door een cijfer voor het werk van de hele groep te geven als je met cijfers geven werkt.
Naast deze vormen van afhankelijkheid zijn er nog andere vormen van afhankelijkheid. Het is van belang om, zeker wanneer leerlingen nog niet veel ervaring met samenwerkend leren hebben, goed aandacht te besteden aan deze afhankelijkheid. In de praktijk worden in veel samenwerkingsopdrachten meerdere van de hierboven beschreven vormen van afhankelijkheid creëren gecombineerd (bijvoorbeeld complexiteit en gemeenschappelijke doelen). Onderzoek laat overigens zien dat wanneer leerlingen meer ervaring in het samenwerken krijgen het expliciet benoemen van afhankelijkheid en het als het ware inbakken van afhankelijkheid minder nodig is. Leerlingen hebben de manier van werken als het ware geïnternaliseerd.

In een volgende blog zal ik enkele veel gebruikte werkvormen bij samenwerkend leren bespreken.


Aanvullende teksten en informatie
In deze tekst geeft Simon Veenman een duidelijke uitleg over de theoretische achtergrond van samenwerkend leren. Daarnaast benoemt hij veel aandachtspunten bij samenwerkend leren.

Effectieve didactiek: Samenwerkend leren. Presentatie die ik gaf tijdens ResearchED Den Bosch.

dinsdag 11 mei 2021

Een kijkje in het leven van Rosalie

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat student Rosalie Schoemaker. Dit is alweer de tiende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.

 

Hi! Wat leuk dat je deze blog leest! Mijn naam is Rosalie Schoemaker, ik ben 21 jaar en woon in het gezellige Utrecht. Ik ben derdejaars student en rond nu de bachelor Onderwijswetenschappen alweer af. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Charlotte Wang heeft de vraag ‘Wat doe je regelmatig (of wil je graag ooit doen) waarvan je weet dat het eigenlijk heel stom is? (En waarom?)’ gesteld. Ik heb als kind heel veel gelezen, ook ´s avonds in het donker als ik moest slapen. Het was eigenlijk heel stom, omdat de kinderoogarts had gezegd dat ik maximaal 30 minuten achter elkaar mocht lezen. Nu kan ik niet zonder lenzen of bril… Nerdy! 

Week

Bij het afronden van een bachelor hoort het schrijven van een scriptie. Ik doe dat met Iris en Frederique over schoolleiders uit het voortgezet onderwijs. Naast de interviews met de schoolleiders spreken wij elkaar elke maandagochtend. Dan kletsen we tot we elkaar weer helemaal hebben bijgepraat en bespreken we wat er op de planning staat. Later in de week bellen we met onze begeleider Esther van Dijk. Ook vergader ik bijna elke week met de SympoCie van VOCUS, waar ik voorzitter van ben. Op dit moment zijn de voorbereidingen voor het congres ‘Leren Zonder Grenzen’ op 27 mei aanstaande in volle gang. Deze avond organiseren wij samen met de SympoCie van PAP. Ik vind het super gezellig om zo nieuwe mensen te leren kennen en met hen samen te werken! De inschrijvingen zijn al open, check de website van VOCUS voor alle toffe sprekers.😉 Ik zit ook in de FotoFilmCie van VOCUS, dus soms bewerk ik foto’s die leden insturen via de app. Daarnaast bel ik elke week met mijn taalmaatje, die ik via Praat Nederlands Met Me.nl ken, en ben ik een middag te vinden in de speelopvang voor broertjes en zusjes van kinderen in het Prinses Máxima Centrum en het WKZ. Dit blok volg ik geen vak naast mijn scriptie en dus ik heb heerlijk veel tijd voor mijn lieve vrienden, huisgenoten, lunch in de zon op het balkon, kokkerellen met nieuwe vega recepten en het opblaasbad dat nét in de badkamer past. De week sluit ik af met een ontspannen zondag, waarop ik bewust alle to-do lijstjes los laat. Vaak ga ik dan naar de kerk en met familie de natuur in (oke, oke, soms binge ik ook gewoon een Netflix serie!). 

Bijbaan

Het grootste gedeelte van mijn bachelor heb ik naast mijn studie gewerkt. Via Lyceo heb ik gesurveilleerd, huiswerkbegeleiding gegeven, lessen opgevangen en een Opstap project gedaan met een havo-kans klas. Ik gaf brugklassers van het begin van het jaar tot de kerstvakantie een middag per week huiswerkbegeleiding en een workshop studievaardigheden. Door deze ervaringen ben ik enorm gegroeid, bijvoorbeeld in zelfverzekerd voor (puber!)groepen staan en samenwerken. Daarnaast is het als toekomstig onderwijskundige interessant om in veel verschillende scholen een kijkje in de keuken te krijgen!

Ik heb in de zomer van 2020 meegeholpen bij een zomerschool voor kinderen die nog niet lang in Nederland wonen. Stichting IMC Weekendschool verzorgt twee weken een programma met ’s ochtends een speelse taalles en ’s middags een workshop van een professional of excursie. Ook dit was een hele bijzondere ervaring als aanvulling op mijn studie.

Onderwijs

Ik ben Onderwijswetenschappen gaan studeren, omdat ik expert wilde worden op het gebied van leren, zodat ik als professional kan bijdragen aan een wereld waarin ieder kind toegang heeft tot kwaliteitsonderwijs. Het onderwijssysteem in Nederland slaagt hier gelukkig in grote mate in. Ik heb in die zin geen unieke visie op het onderwijs hier, hoewel ik natuurlijk weet van het lerarentekort, de kansenongelijkheid en de ongezonde prestatiedruk die kinderen voelen. Mijn favoriete vak van de afgelopen drie jaar was International Perspectives on Education. In mijn master wil ik mij graag verder verdiepen in het kruispunt waar onderwijs en ontwikkeling samenkomen. Daarom had ik mij naast de master Onderwijswetenschappen aan de UvA ook ingeschreven bij International Development Studies. Helaas ben ik niet toegelaten tot deze master. Desalniettemin heb ik heel veel zin om door keuzevakken, stage, vrijwilligerswerk en bijbanen mijzelf te specialiseren tijdens de OWW master.

Bedankt voor het lezen van deze blog! Mijn vraag aan de volgende blogger is: Als jij een nieuw vak zou mogen ontwerpen (voor welk niveau onderwijs dan ook, of gewoon Onderwijswetenschappen aan de UU), waar zou dat vak over gaan? Hele fijne dag verder!



woensdag 28 april 2021

Een kijkje in het leven van Charlotte

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat docent Charlote Wang. Dit is de negende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.

Hallo, mijn naam is (Rui Yi) Charlotte Wang en ik ben docent bij Onderwijswetenschappen! Ik ben 26 jaar en woon sinds kort met mijn vriend in Gouda.

Studie & werk 

Ik heb van 2013 tot 2017 een bachelor Culturele Antropologie gedaan. In het collegejaar daarna heb ik de master Educational Sciences gedaan via de minor. Toen ik nog de master deed, had mijn scriptiebegeleider mij gevraagd of ik werkgroepen wilde begeleiden. Ik had altijd ooit voor de klas willen staan, dus ik deed mee! Het was ontzettend interessant, leerzaam en uitdagend, dus ik ben sindsdien blijven hangen bij de universiteit. Naast mijn gebruikelijke onderwijstaken, ben ik ook deel van de Opleidingscommissie en help ik mee aan het ‘Hier hoor ik thuis’ project. Dit project probeert de transitie naar de universiteit van nieuwe studenten te onderzoeken en verbeteren.

Het leukste van mijn werk is de combinatie van het theoretische en creatieve (en daarmee ook uitdagende) karakter. Je moet veel theorie leren en goed kunnen toelichten. Daarbij moet je jezelf creatief opstellen: Hoe kan ik op de juiste manier scaffolding toepassen? Hoe kan ik zelfsturend leren stimuleren? Hoe kan ik de voorkennis van studenten activeren op een (intrinsiek) motiverende manier? Hoe kan ik het onderwijs gepersonaliseerd maken? Hoe kan ik mijn eigen affiniteit voor onderwijs uitdrukken? Met zulke vragen houd ik vaak het perspectief van de student in gedachten. Ik krijg namelijk de meeste energie als ik ervaar dat mijn studenten de stof interessant vinden, begrijpen en uiteindelijk het eigen maken.

Vrije tijd 

Sinds ik mijn nieuwe woning heb, heb ik nieuwe en oude hobby’s opgepakt. Met mijn nieuwe kookeiland ben ik meer aan het koken en bakken. Met mijn nieuwe tekentablet ben ik meer digitaal aan het tekenen. Ik doe ook vechtsport (Naginata) en gegamificeerd fitness (Ringfit). Ik probeer ook een moestuintje te creëren op mijn balkon en ik ga regelmatig op bezoek bij mijn ouders of broers. Als ik naar mijn oudste broer ga, dan pas ik graag op mijn kleine babynichtje. In ieder geval kan ik mezelf prima bezighouden!

Vragen van/voor bloggers

De vraag van de vorige blogger was: “Als je een nieuwe stroming van onderwijs zou kunnen ontwerpen, hoe zou deze er dan uitzien en waarom? En in hoeverre wijkt deze af van de reeds bestaande onderwijsstromingen in Nederland?”. Ik zou niet zomaar een nieuwe stroming willen ontwikkelen, omdat dit, naar mijn mening, niet nodig is. In Nederland zijn we al vrij innovatief qua onderwijs. We hebben daardoor een rijke diversiteit aan onderwijsstromingen. Het zou verder veel tijd en moeite kosten om een nieuwe stroming te ontwikkelen of implementeren. Ik zou daarom eerder een bestaande onderwijsstroming aanpassen. Mocht ik toch een nieuwe onderwijsstroming ontwikkelen, dan zou ik een stroming ontwikkelen die leerlingen meer gelijke kansen kunnen aanbieden door middel van meer ouderbetrokkenheid. Steeds meer onderzoek laat zien dat dit een sterk bepalende factor is voor studiesucces. Ouders die sterk betrokken zijn, helpen bijvoorbeeld hun kinderen met hun huiswerk of initiëren educatieve activiteiten zoals een museumbezoek. Ik weet dat sommige ouders hiervoor niet in staat zijn: zij hebben hier de tijd of het geld niet voor. Of hun taal- of rekenvaardigheid is onvoldoende. Of zij willen graag hun kinderen ondersteunen, maar weten niet hoe. Enzovoort. Er zijn zelfs kinderen die opgevoed worden door anderen, zoals hun grootouders. 

‘Mijn onderwijsstroming’ zou de brug tussen ouders en leerlingen verkleinen. Zo zou een school regelmatig activiteiten organiseren waarbij ouders hun kinderen helpen met hun huiswerk. Dit zou bijvoorbeeld in de avond of weekend kunnen zijn waarbij de kinderen een verhaal voorlezen voor hun ouders (of andersom) en dat ze elkaar feedback geven of vragen stellen. De focus van ‘mijn onderwijsstroming’ ligt daarbij aan gelijke kansen bieden, terwijl andere bestaande onderwijsstromingen misschien meer focussen op specialisatie of differentiatie. (Ik ben overigens meer gespecialiseerd in volwassenonderwijs en lesontwerp dan basis/middelbaar onderwijs en onderwijsbeleid. Ik weet daarom bijvoorbeeld niet hoe valide of realistisch mijn uitspraken zijn.) 

Mijn vraag voor de volgende blogger is: Wat doe je regelmatig (of wil je graag ooit doen) waarvan je weet dat het eigenlijk heel stom is? (En waarom?) Voorbeelden zijn: een hele taart opeten, een tijger aaien terwijl je allergisch bent, parachute springen terwijl je hoogtevrees hebt, de hele Pi-reeks onthouden. 

Dank je wel voor het lezen van mijn blog!

dinsdag 6 april 2021

Een kijkje in het leven van Merel

In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat ALPO-studente Merel den Hertog. Dit is de achtste bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Wie ben je?

Hé, hallo! Ik ben Merel den Hertog en ben gevraagd om een nieuwe blog te schrijven, super leuk! Ik ben 19 jaar en woon nog thuis in Arkel. Ik ben tweedejaars ALPO-studente. Ik heb voor de ALPO gekozen, omdat de combinatie tussen de praktijk van de Hogeschool Utrecht en het theoretische deel van de Universiteit Utrecht mij heel erg aansprak. Ik breng mijn (weinige) vrije uurtjes door met werken in De Buurvrouw & De Buurman in Gorinchem en de Coop in het dorp. Daarnaast pas ik op bij een aantal adresjes.


Hoe ziet jouw week eruit?

Mijn weken zijn vaak gevuld, maar met het thuisonderwijs is dit wel wat minder geworden. Omdat ik een heel stuk minder hoef te reizen, scheelt dit mij zo’n 2,5 uur op een dag!

Op de maandagen volg ik momenteel de ‘Wereldvakken’ van de Hogeschool. Hierbij wordt zowel de kennis, als didactiek van de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek aangeboden. Wat betreft de Universiteit volg ik nu ‘Ontwerpen van Leersituaties Gevorderd’. Momenteel ben ik samen met mijn projectgroep hard aan het werk om de legitimering en het micro- en macro-ontwerp af te ronden. We hebben hierbij als complexe vaardigheid gekozen voor het voorbereiden en voeren van een debat in het basisonderwijs. We meeten vaak op woensdagmiddag, waarbij we de opdracht doorspreken en zoveel mogelijk samen proberen te doen. Vaak moet ik iets eerder weg, omdat ik 's middags muziekklas heb op locatie! Volgend jaar hoop ik de muziekklas af te ronden. Als dat is gelukt, heb ik een extra papiertje ‘Vakdocent Muziek’! Muziek is iets wat ik door de week heen ook doe: piano spelen, zingen (vooral onder de douche, haha!) en ukelele spelen. 


Op donderdag loop ik stage: het leukste moment van de week! Momenteel loop ik op een school met faseonderwijs, in fase 16/16+. Faseonderwijs houdt in dat leerlingen na een halfjaar door kunnen naar een volgende fase. Zij kunnen dan ook een half jaar versnellen of blijven zitten, in plaats van een heel jaar. Als je de fase 16/16+ zou vertalen naar het regulier basisonderwijs, dan zouden de kinderen in groep 8 zitten. Die kinderen kunnen een halfjaar hebben versneld of ze zijn in groep 1 in februari begonnen aan de basisschool. De kinderen in de stageklas die ik nu heb, zijn engeltjes. Ik heb nog nooit zoiets gezien, haha! Soms een tikje saai, maar ik vind het leuk om hier op een andere manier uitdaging in te zoeken. Natuurlijk komt het lesgeven en theorie vanuit de HU naar voren in de praktijk, maar het leuke aan de ALPO is dat het daar niet bij blijft. Ook de OWW kant komt naar voren tijdens stage. Ik vind het vaak leuk om een lesmethode of docentenhandleiding door te bladeren en deze kritisch te bekijken. Het gedrag van leerlingen binnen de groepsdynamiek blijft me ook eindeloos boeien. De toegevoegde waarde van OWW binnen de ALPO is voor mij dan ook het kritisch kunnen analyseren en steeds met een andere blik naar het onderwijs blijven kijken.

Op vrijdag ben ik vrij. Dan ga ik vaak werken, werk ik de literatuur bij of plan ik wat dingen in voor de week erna. Op dinsdag beachvolleybal ik in Hardinxveld-Giessendam. Ik speel bij OKK'70 DS1 in Hardinxveld, normaal gesproken in de zaal en 's zomers op het beachveld. Maar nu dat niet kan, gaan we vervroegd beachen. Daarnaast probeer ik minimaal vier keer in de week een workout te doen of een rondje te lopen (voor mijn mede-ALPO'ers: zitten jullie al in het ALPOmmetje team?! En voor de OWW’ers: zitten jullie al in het OWWandelen team?!). Sport vind ik dan ook heel belangrijk in deze gekke tijd, het houdt je scherp. En ook zie ik de meiden uit mijn team weer eens, altijd een feestje!

Op zaterdagochtend beach ik ook! De rest van het weekend werk ik en normaal gesproken spreek ik veel af met vrienden, maar ook dat is een heel stuk minder door de lockdown.

Ik post ook regelmatig wat op mijn juffen-Instagram (@jufmerel_). Zoek je dus nog inspiratie voor lessen, wil je een kijkje in mijn leven als juf in spé of vind je het gewoon leuk, volg me dan vooral even ;).


Waar haal je het meeste plezier bij je studie?

Ik haal het meeste plezier uit het contact met medestudenten en docenten. Ik ben een echt mensen-mens, dus deze lockdown is wat dat betreft een verschrikking, haha! Ook het stagelopen vind ik geweldig! Ik haal veel energie uit het werken met kinderen. Op dit moment zie ik mezelf na de opleiding dan ook eerst wat jaartjes voor de klas staan, misschien onderwijl ik nog een deeltijd master volg. Welke dit wordt? Ik heb nog geen idee… In ieder geval heb ik nog genoeg tijd om daar over na te denken! Ook het werken in het buitenland lijkt me een ervaring! Het voordeel van de ALPO is dan ook dat je eigenlijk alles binnen het onderwijs kunt doen.


Wat is jouw visie op het huidige onderwijs in Nederland?

Het leuke aan het onderwijs in Nederland vind ik dat er zoveel verschillende stromingen zijn: vernieuwingsonderwijs, christelijke scholen, openbare scholen of scholen met faseonderwijs waar ik nu bij stageloop. Ik denk dat, kijkend naar de verschillen en overeenkomsten, iedere school daarin zijn eigen bijdrage levert aan het onderwijs en daarmee de maatschappij. Ik denk dan ook dat iedereen een verschil kan maken in de maatschappij, bijvoorbeeld door onderwijs. 

Daarmee kom ik meteen bij de vraag van Lotte, die de vorige blog heeft geschreven. En dat was de volgende: vind jij dat we ons als onderwijswetenschappers voldoende laten zien in het maatschappelijk debat rondom gelijke onderwijskansen? Of zouden we dat meer moeten doen, en hoe dan? Dankjewel Lotte, voor deze pittige vraag! En natuurlijk nog gefeliciteerd met je prachtige prijs!

Ik vind dat wij als (afgestudeerd) onderwijswetenschapper (of ALPO’er) veel afweten van allerlei vlakken in het onderwijs en je getraind bent om deze vanuit meerdere perspectieven te analyseren. Ik denk dat het zonde is om deze diversiteiten aan kennis niet in te zetten in een debat als deze. Naar mijn mening heeft het onderwijs (basis-, voortgezet- of hoger onderwijs) een belangrijke rol in de maatschappij: er wordt opgevoed, door onderwijs ontdekken kinderen hun talenten en interesses en er wordt –niet geheel onbelangrijk- kennis bijgebracht. Ik denk wel dat er altijd ruimte voor verbetering moet zijn, dat onderwijswetenschappers daarnaar op zoek zouden kunnen gaan. Voor mij is het dan ook een feit dat ieder kind gelijke kansen moet krijgen om tot optimaal leren te kunnen komen. Daarbij moet zeker ook gekeken worden naar de talenten van een kind, in plaats van waar het kind zou kunnen achterblijven of waar het in tekort komt. 

Ik denk dat we ons als onderwijswetenschappers onvoldoende laten zien in dit debat. Als onderwijswetenschapper ben je een ruimdenkende professional die hier zeker (minimaal) een adviserende functie bij zou kunnen innemen. Ik denk bijvoorbeeld aan (het ontwerpen van) scholing of cursussen voor het bewustmaken van directie en leraren. Een voorbeeld van invulling van deze scholing: hoe je ongelijkheid binnen een school zou kunnen vermijden en gelijkheid juist kan stimuleren. Bewustmaking is één, actie is twee. Er valt denk ik ook winst te behalen in de koppeling praktijk-theorie. Je hebt te maken met diversiteit op allerlei manieren: diversiteit in leerlingen en prestaties, docenten -in normen en waarden, maar ook in leeftijden. Collega’s onder elkaar kunnen hier ook een meerwaarde bij hebben, door elkaar op ongelijkheid te wijzen. Ik denk dat je als onderwijswetenschapper in gesprek kunt gaan met het werkveld en ervaringen kunt uitwisselen en onderzoeken, waardoor je weet waar de verbeterpunten zouden kunnen liggen. 


Wat is je droom voor het onderwijs?

Mijn droom voor het onderwijs is dat er meer gekeken wordt naar wat een kind wél kan en waar zijn of haar talenten liggen en dit ook wordt benut. Een leerlingvolgsysteem zegt niet altijd alles. Geef een kind de ruimte, de tijd en mogelijkheden om te groeien, dan komt de rest vanzelf.


Wat wil je docenten meegeven?

In deze gekke tijd doen jullie het erg goed, respect daarvoor. Maar soms mag er wel even een extra pauze tussendoor, haha! Nee, zonder gein: het is te hopen dat we elkaar gauw fysiek kunnen treffen, want laten we eerlijk zijn: we hebben niet voor niets gekozen om te gaan studeren –dat is niet om de gehele dag achter een laptop te zitten. En voor onze docenten in spé/medestudenten: ondanks dat het lastig is in deze tijd om te studeren, doe je het toch maar even. Het wordt beter, echt!


Heb je nog een leuke vraag voor de volgende blogger?

Als je een nieuwe stroming van onderwijs zou kunnen ontwerpen, hoe zou deze er dan uitzien en waarom? En in hoeverre wijkt deze af van de reeds bestaande onderwijsstromingen in Nederland?


Heb je nog leuke luister of leestips? (Denk aan een interessant boek of een podcast.)

Alle boeken gerelateerd aan Meester Mark vind ik heel leuk. Ook het boek Juf, er is een kind kwijt vind ik heel tof. Dit zijn dan ook zeker aanraders! 

Zo, genoeg getypt denk ik zo! Tijd om van het zonnetje te genieten. Nog 13 weken tot de zomervakantie, you got this!


dinsdag 23 maart 2021

Een kijkje in het leven van Lotte

 In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat docent en onderzoeker Lotte Henrichs. Onlangs werd zij verkozen tot docent van het jaar 2020-2021 van de Universiteit Utrecht. Dit is de zevende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Twee weken geleden viel mij de grote eer ten deel dat ik de UU Docent van het Jaar prijs in ontvangst mocht nemen (en ik was al zo blij met mijn VOCUS mok!) – niet zo gek dat VOCUS en de Inspraak mij daarom verzochten om in dit blog iets over mezelf te vertellen. 

Wie ben je en wat drijft je in je werk?

Mijn naam is Lotte Henrichs. Ik ben als universitair docent verbonden aan Onderwijswetenschappen en geef voornamelijk onderwijs in beide lerarenopleidingen: ALPO (voor primair onderwijs) en GST (voor voortgezet onderwijs). In mijn werk probeer ik voortdurend de brug te slaan tussen mijn eigen onderwijs aan academische studenten, de onderwijspraktijk van het onderwijs aan po- en vo leerlingen en het samenwerken met ‘zittende’ leraren om onderwijskwaliteit op een onderzoekende manier te versterken. Die link tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk is altijd belangrijk voor geweest, en ik vermoed dat dat ook altijd zal blijven. Voor het ‘bouwen van die bruggen’ kreeg ik de docentprijs, dus kennelijk lukt het goed om jullie te overtuigen van hoe belangrijk en leuk de link tussen onderzoek en praktijk is.

Hoe ben je in je huidige baan terecht gekomen?

Toen ik aan de UvA Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde studeerde, moest ik na het eerste jaar kiezen voor een van de twee studies. Na lang wikken en wegen koos ik voor Pedagogische Wetenschappen, en ik weet nog dat mijn moeder zei: “Volgens mij past Onderwijskunde veel beter bij jou”. Die moeders, waarom hebben ze toch zo vaak gelijk? Ik zal even uitleggen hoe mijn omzwervingen mij uiteindelijk toch bij Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht hebben doen belanden.

Na mijn promotieonderzoek, dat zich richtte op het type taalgebruik dat (impliciet) van kinderen verwacht wordt in een schoolse setting (ook wel schooltaal, of academic language genoemd), begon ik aan een postdoconderzoek aan de UU bij Pedagogische Wetenschappen. Al tijdens die periode, zo rond 2012, raakte ik betrokken bij de ALPO. De cursus die ik eerst als werkgroepdocent begeleidde, werd langzaamaan ‘mijn cursus’. Een cursus over kansen(on)gelijkheid in het onderwijs die ik nog elk jaar bijschaaf, aan de actualiteit aanpas en interactiever maak. Omdat ik in mijn postdoconderzoek ervaring had opgedaan met praktijkgericht onderzoek en professionaliseringsactiviteiten van professionals, kon ik daarna bij Onderwijsadvies & Training aan de slag als onderwijskundig adviseur. Daar leerde ik weer bij over onderwijsontwerp, het leren van professionals en toegepast onderzoek. Dat onderzoek doen bleef mij het meest trekken, dus toen ik in 2019 als UD kon beginnen met onderzoekstijd, was ik enorm blij.

Hoe ziet een week voor jou eruit?

Een van de weinige fijne dingen van het thuiswerken is dat ik mijn kinderen – een tweeling van negen jaar - nu elke dag naar school kan brengen. Nu merk ik pas hoe gezellig ik dat vind en dat gemist heb. Mijn partner en ik werken nu allebei meestal thuis, dus als de kinderen terug uit school zijn, trekken we ons allebei terug in een eigen werkkamer (nou ja, ik heb de werkkamer ingepikt, hij neemt genoegen met de slaapkamer) en gaat Teams aan. Ik kom in een gemiddelde week veel verschillende mensen tegen, en dat maakt het werken zo leuk. Studenten tijdens onderwijs, collega’s tijdens werkoverleg, partners uit het werkveld bij overleggen van de werkplaatsonderwijsonderzoek, leerkracht-onderzoekers waarbij ik meedenk over hun praktijkonderzoek, bestuurders in het impact team Corona en onderwijskwaliteit van de PO raad en een keer in de paar maanden externe collega’s van de kenningscommissie effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Heel veel plezier en voldoening haal ik nu uit een onderzoeksproject samen met twee alumni van de master Educational Sciences, en zes student-onderzoekers van de ALPO en Onderwijswetenschappen waarin we onderzoeken welke elementen uit het afstandsonderwijs in PO en VO zich lenen voor de toekomst.  In mijn vrije uurtjes ga ik graag hardlopen, iets met mijn gezin ondernemen of lezen. Volgens man en kinderen ben ik niet meer aanspreekbaar als ik letters voor mijn neus heb. Ik kan er niets aan doen.

Antwoord op de vraag van de vorige blogger:

Welke ontwikkelingen in het onderwijs van het afgelopen jaar vind jij waardevol en zou jij graag willen behouden na de lockdown?’ 

Ik denk dat de manier waarop leerkrachten in het primair onderwijs inzicht hebben gekregen in heel specifieke ondersteuningsbehoeften van leerlingen, ten goede zou kunnen komen aan het onderwijs dat ze nu geven. Je kunt dan denken aan het gerichter ondersteunen van ouders, maar ook aan bijvoorbeeld differentiëren in de klas: De instructievideo’s die gemaakt zijn voor het afstandsonderwijs, kunnen in veel gevallen opnieuw gebruikt worden en tegemoet komen aan de behoefte van leerkrachten om veel vaker in kleine groepjes te werken. Ik zie daar wel mogelijkheden. Ook voor wat betreft ons eigen onderwijs, zie ik de mix van korte theoretische kennisclips in combinatie met interactieve vragenuurtjes waarin je de diepte in kunt en theorie aan praktijk kunt koppelen zeker zitten. Daar leer ik als docent ook meer van dan van anderhalf uur hoorcollege geven…

Mijn tip voor studenten?

Als je soms het gevoel hebt dat je niet weet wat je wilt: laat je leiden door je ‘inner sparkle’. Als je enthousiast en nieuwsgierig (of heel boos) wordt van iets wat je leest, hoort, of tegenkomt, ga er dan in mee en zoek uit hoe je daar verder in komt. Het brengt je vaak daar waar je zijn moet.

Heb je een podcast tip?

Ik heb ‘Nice White Parents’ verslonden. Over goedbedoelde initiatieven in New York om segregatie op scholen terug te dringen. En vervolgens alleen maar meer polarisatie bereiken… pijnlijk, maar inzichtvol en leerzaam. En als ik zin heb in wat luchtigs luister ik graag naar ‘Ik ken iemand die’, voor en door ouders die zichzelf niet al te serieus nemen en uitgebreid bespreken dat ze ook maar gewoon wat doen. Fijn vind ik dat. Deze podcast is op Spotify en andere podcastplatformen te luisteren. 

Vraag aan de volgende blogger:

Vind jij dat we ons als onderwijswetenschappers voldoende laten zien in het maatschappelijk debat rondom gelijke onderwijskansen? Of zouden we dat meer moeten doen, en hoe dan?


dinsdag 9 maart 2021

Een kijkje in het leven van Katie

Katie

 In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat Katie van Cauter. Dit is de zesde bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Dit ben ik. Mijn naam is Katie en al van jongs af aan ben ik bezig met onderwijs. Dit begon op de basisschool met ‘schooltje’ spelen, waarbij mijn twee lieve zusjes mijn leerlingen waren en mijn (achteraf gezien) vreselijke rekenlessen moesten volgen waar ik toen heel trots op was. Op de middelbare school werkte ik als tutor voor onderbouwleerlingen en deed ik mee aan de speeddate gesprekken voor profielkeuze, zat ik in de leerlingenraad en organiseerde ik allerlei activiteiten voor docenten, leerlingen en ouders. Je kan dus wel zeggen dat ik gek ben op onderwijs. Twee jaar geleden liep ik dan ook voor het eerst de collegezalen op de Uithof in. Ik had een college van de cursus Inleiding Onderwijswetenschappen. Toen ik weer thuiskwam was het eerste wat ik zei ‘hier ben ik op mijn plek’.

Een paar maanden later kreeg ik de mogelijkheid om de ResearchED te bezoeken. Dit is een congres waarbij onderzoekers, docenten en andere mensen die betrokken zijn bij onderwijs, samenkomen om te spreken over verschillende ontwikkelingen op het gebied van onderwijs. Ik heb tijdens deze dag verschillende presentaties bijgewoond van onderzoekers, docenten en schoolhoofden. Het was mooi om te zien hoe de ResearchED een brug slaat tussen onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk, wetende dat hier nog een grote uitdaging ligt voor beide partijen. Mijn droom voor het onderwijs zou zijn om deze samenwerking verder uit te bouwen en ik hoop hier ooit zelf ook mijn steentje aan bij te kunnen dragen. 

Mijn week bestaat voornamelijk uit schoolwerk, werken en sporten. Op dit moment volg ik de vakken Ontwerpen van Leersituaties gevorderd (OVL-G) en Train de Trainer. Voor het vak OVL-G werk ik samen met mijn projectgroep aan een grote ontwerpopdracht. Voor de cursus Train de Trainer begeleid ik elke woensdag van 15.00-20.00 een groep studenten in de cursus Coaching en Training. Deze bijeenkomsten bereid ik elke donderdagavond samen met twee andere trainers voor. Op de momenten dat ik niet met school bezig ben, werk ik op een middelbare school. Hier help ik met lesopvang en administratieve taken, zodat docenten zich kunnen focussen op het voorbereiden en geven van hun lessen. Veel van mijn avonden breng ik door op de parkeerplaats voor de sportschool met goede muziek en een barbell. Na een lange dag (thuis)werken kan ik tijdens het sporten mijn hoofd weer even leegmaken. 

Mijn leven ziet er sinds de lockdown heel anders uit. Een aantal maanden geleden ben ik vanuit het prachtige Brabant verhuisd naar Arnhem, zodat ik niet meer 2,5 uur hoef te reizen naar de Uithof. Helaas heb ik er nog niet veel aan gehad, want sinds mijn nieuwe avontuur in Arnhem, heb ik geen voet meer op de Uithof gezet. Niet alleen het fysieke onderwijs is weggevallen, maar ook borrels met vrienden, gesprekken met collega’s en sportlessen vinden tegenwoordig plaats via Microsoft Teams of Zoom. Het leven speelt zich nu af in huis, de ene keer achter mijn bureau, de andere keer met mijn laptop op de bank of buiten op het balkon voor de afwisseling. 

Online onderwijs is een uitdaging (een veel grotere uitdaging dan ik had verwacht). Soms kan ik de motivatie even niet vinden om weer achter mijn laptop te kruipen om de zoveelste kennisclip te kijken of om weer een Padlet of Mentimeter in te vullen. Ik mis met zijn allen in de collegezaal zitten en ik mis de gezelligheid tussen werkgroepen door, en daarin ben ik vast niet de enige. Online onderwijs is een uitdaging voor iedereen, ook voor docenten. Nu ik voor de cursus Train de Trainer zelf ook alle bijeenkomsten online moet vormgeven, heb ik gemerkt hoeveel tijd, moeite en creativiteit het vergt om elke week weer onderwijs neer te zetten dat studenten motiveert en zo goed mogelijk ondersteunt bij het leren. Ik wil graag tegen docenten zeggen, bedankt. Jullie werken keihard en ondanks dat studenten het misschien niet vaak zeggen, we waarderen het. 

Werkplek Katie
De tijd van online onderwijs, binnenblijven en weinig sociale contacten heeft mij ook veel geleerd. Voordat in maart vorig jaar de lockdown inging, zaten er niet genoeg uren in mijn dag om alles te doen wat ik wilde en nu heb ik opeens een overschot aan tijd. In het begin voelde ik de drang om deze tijd op te vullen met ‘zinnige’ dingen. Ik wilde nieuwe dingen leren en extra activiteiten ondernemen vanuit huis. In het begin was dit prima vol te houden, maar een uitzichtloze lockdown bracht daar verandering in. Om antwoord te geven op de vraag van Joris. Het belangrijkste dat ik geleerd heb de afgelopen tijd is dat het oké is om soms even stil te staan en niks te leren. En begrijp me niet verkeerd, de drang om te leren is er nog steeds, maar soms is het ook gewoon heerlijk om op het balkon te zitten met een kop koffie en nergens aan te denken. Deze momenten zijn voor mij tijdens de lockdown net zo waardevol gebleken als het leren van nieuwe dingen en opdoen van nieuwe ervaringen. 

Eén ding is zeker voor mij, het leven na de lockdown zal niet meer hetzelfde zijn en dit geldt denk ik ook voor het onderwijs. Het onderwijs heeft in een jaar tijd een hele grote ontwikkeling doorgemaakt. We kunnen denk ik veel leren van het ‘lockdownonderwijs’ (om het dan maar even een naam te geven). Ik wil aan de volgende blogger vragen: ‘Welke ontwikkelingen in het onderwijs van het afgelopen jaar vind jij waardevol en zou jij graag willen behouden na de lockdown?’ 

Met deze vraag sluit ik mijn blog af. Ik heb wel weer genoeg achter mijn laptop gezeten vandaag. Het is tijd voor een kopje koffie op het balkon.

Family literacy programs als oplossing voor dalende leesvaardigheid?

 In 2020 constateerde de Onderwijsinspectie dat de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren daalt. 

"Met name de leesvaardigheid onder 15-jarigen is gedaald, een kwart van de 15-jarigen in Nederland is onvoldoende geletterd om mee te kunnen komen in de maatschappij."

En zoals dat dan gaat worden er vervolgens verschillende oplossingen aangedragen om dit probleem op te lossen: bijvoorbeeld alleen nog maar academisch geschoolde leerkrachten werkzaam in het PO of een leesoffensief.

Een nieuw verschenen meta-analyse in Review of Educational Research beschrijft de effecten van een andere benadering, namelijk die van de family literacy programs. Auteurs Fikrat-Wevers, Van Steensel en Arends laten zien dat zulke programma's op de korte termijn een behoorlijke impact kunnen hebben op de vaardigheden van kinderen in lage-SES gezinnen:

The aim of this meta-analysis was to investigate effects of family literacy programs on the emergent literacy skills of children from low socioeconomic status families (0–6) and to establish which program, sample, study, and measurement characteristics moderate program effects. Outcomes of 48 (quasi-)experimental studies covering 42 different programs revealed a medium average effect of Cohen’s d = 0.50 on immediate posttests and a marginal average effect of Cohen’s d = 0.16 on follow-up measures. Together, effects of different moderator variables indicate that children benefit from targeted programs that focus on a limited set of activities and skills and that are restricted to one (training) context. Additionally, we found larger effects in experimental studies and when researcher-developed tests were used. Our outcomes not only provide guidelines for program developers but also call for more longitudinal research that examines how positive short-term changes as a consequence of program participation can be sustained over time.

Het onderzoek is hier open access te raadplegen.