dinsdag 23 maart 2021

Een kijkje in het leven van Lotte

 In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat docent en onderzoeker Lotte Henrichs. Onlangs werd zij verkozen tot docent van het jaar 2020-2021 van de Universiteit Utrecht. Dit is de zevende bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Twee weken geleden viel mij de grote eer ten deel dat ik de UU Docent van het Jaar prijs in ontvangst mocht nemen (en ik was al zo blij met mijn VOCUS mok!) – niet zo gek dat VOCUS en de Inspraak mij daarom verzochten om in dit blog iets over mezelf te vertellen. 

Wie ben je en wat drijft je in je werk?

Mijn naam is Lotte Henrichs. Ik ben als universitair docent verbonden aan Onderwijswetenschappen en geef voornamelijk onderwijs in beide lerarenopleidingen: ALPO (voor primair onderwijs) en GST (voor voortgezet onderwijs). In mijn werk probeer ik voortdurend de brug te slaan tussen mijn eigen onderwijs aan academische studenten, de onderwijspraktijk van het onderwijs aan po- en vo leerlingen en het samenwerken met ‘zittende’ leraren om onderwijskwaliteit op een onderzoekende manier te versterken. Die link tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk is altijd belangrijk voor geweest, en ik vermoed dat dat ook altijd zal blijven. Voor het ‘bouwen van die bruggen’ kreeg ik de docentprijs, dus kennelijk lukt het goed om jullie te overtuigen van hoe belangrijk en leuk de link tussen onderzoek en praktijk is.

Hoe ben je in je huidige baan terecht gekomen?

Toen ik aan de UvA Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde studeerde, moest ik na het eerste jaar kiezen voor een van de twee studies. Na lang wikken en wegen koos ik voor Pedagogische Wetenschappen, en ik weet nog dat mijn moeder zei: “Volgens mij past Onderwijskunde veel beter bij jou”. Die moeders, waarom hebben ze toch zo vaak gelijk? Ik zal even uitleggen hoe mijn omzwervingen mij uiteindelijk toch bij Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht hebben doen belanden.

Na mijn promotieonderzoek, dat zich richtte op het type taalgebruik dat (impliciet) van kinderen verwacht wordt in een schoolse setting (ook wel schooltaal, of academic language genoemd), begon ik aan een postdoconderzoek aan de UU bij Pedagogische Wetenschappen. Al tijdens die periode, zo rond 2012, raakte ik betrokken bij de ALPO. De cursus die ik eerst als werkgroepdocent begeleidde, werd langzaamaan ‘mijn cursus’. Een cursus over kansen(on)gelijkheid in het onderwijs die ik nog elk jaar bijschaaf, aan de actualiteit aanpas en interactiever maak. Omdat ik in mijn postdoconderzoek ervaring had opgedaan met praktijkgericht onderzoek en professionaliseringsactiviteiten van professionals, kon ik daarna bij Onderwijsadvies & Training aan de slag als onderwijskundig adviseur. Daar leerde ik weer bij over onderwijsontwerp, het leren van professionals en toegepast onderzoek. Dat onderzoek doen bleef mij het meest trekken, dus toen ik in 2019 als UD kon beginnen met onderzoekstijd, was ik enorm blij.

Hoe ziet een week voor jou eruit?

Een van de weinige fijne dingen van het thuiswerken is dat ik mijn kinderen – een tweeling van negen jaar - nu elke dag naar school kan brengen. Nu merk ik pas hoe gezellig ik dat vind en dat gemist heb. Mijn partner en ik werken nu allebei meestal thuis, dus als de kinderen terug uit school zijn, trekken we ons allebei terug in een eigen werkkamer (nou ja, ik heb de werkkamer ingepikt, hij neemt genoegen met de slaapkamer) en gaat Teams aan. Ik kom in een gemiddelde week veel verschillende mensen tegen, en dat maakt het werken zo leuk. Studenten tijdens onderwijs, collega’s tijdens werkoverleg, partners uit het werkveld bij overleggen van de werkplaatsonderwijsonderzoek, leerkracht-onderzoekers waarbij ik meedenk over hun praktijkonderzoek, bestuurders in het impact team Corona en onderwijskwaliteit van de PO raad en een keer in de paar maanden externe collega’s van de kenningscommissie effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Heel veel plezier en voldoening haal ik nu uit een onderzoeksproject samen met twee alumni van de master Educational Sciences, en zes student-onderzoekers van de ALPO en Onderwijswetenschappen waarin we onderzoeken welke elementen uit het afstandsonderwijs in PO en VO zich lenen voor de toekomst.  In mijn vrije uurtjes ga ik graag hardlopen, iets met mijn gezin ondernemen of lezen. Volgens man en kinderen ben ik niet meer aanspreekbaar als ik letters voor mijn neus heb. Ik kan er niets aan doen.

Antwoord op de vraag van de vorige blogger:

Welke ontwikkelingen in het onderwijs van het afgelopen jaar vind jij waardevol en zou jij graag willen behouden na de lockdown?’ 

Ik denk dat de manier waarop leerkrachten in het primair onderwijs inzicht hebben gekregen in heel specifieke ondersteuningsbehoeften van leerlingen, ten goede zou kunnen komen aan het onderwijs dat ze nu geven. Je kunt dan denken aan het gerichter ondersteunen van ouders, maar ook aan bijvoorbeeld differentiëren in de klas: De instructievideo’s die gemaakt zijn voor het afstandsonderwijs, kunnen in veel gevallen opnieuw gebruikt worden en tegemoet komen aan de behoefte van leerkrachten om veel vaker in kleine groepjes te werken. Ik zie daar wel mogelijkheden. Ook voor wat betreft ons eigen onderwijs, zie ik de mix van korte theoretische kennisclips in combinatie met interactieve vragenuurtjes waarin je de diepte in kunt en theorie aan praktijk kunt koppelen zeker zitten. Daar leer ik als docent ook meer van dan van anderhalf uur hoorcollege geven…

Mijn tip voor studenten?

Als je soms het gevoel hebt dat je niet weet wat je wilt: laat je leiden door je ‘inner sparkle’. Als je enthousiast en nieuwsgierig (of heel boos) wordt van iets wat je leest, hoort, of tegenkomt, ga er dan in mee en zoek uit hoe je daar verder in komt. Het brengt je vaak daar waar je zijn moet.

Heb je een podcast tip?

Ik heb ‘Nice White Parents’ verslonden. Over goedbedoelde initiatieven in New York om segregatie op scholen terug te dringen. En vervolgens alleen maar meer polarisatie bereiken… pijnlijk, maar inzichtvol en leerzaam. En als ik zin heb in wat luchtigs luister ik graag naar ‘Ik ken iemand die’, voor en door ouders die zichzelf niet al te serieus nemen en uitgebreid bespreken dat ze ook maar gewoon wat doen. Fijn vind ik dat. Deze podcast is op Spotify en andere podcastplatformen te luisteren. 

Vraag aan de volgende blogger:

Vind jij dat we ons als onderwijswetenschappers voldoende laten zien in het maatschappelijk debat rondom gelijke onderwijskansen? Of zouden we dat meer moeten doen, en hoe dan?


dinsdag 9 maart 2021

Een kijkje in het leven van Katie

Katie

 In deze blog leren we een van de medewerkers of studenten bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat Katie van Cauter. Dit is de zesde bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Dit ben ik. Mijn naam is Katie en al van jongs af aan ben ik bezig met onderwijs. Dit begon op de basisschool met ‘schooltje’ spelen, waarbij mijn twee lieve zusjes mijn leerlingen waren en mijn (achteraf gezien) vreselijke rekenlessen moesten volgen waar ik toen heel trots op was. Op de middelbare school werkte ik als tutor voor onderbouwleerlingen en deed ik mee aan de speeddate gesprekken voor profielkeuze, zat ik in de leerlingenraad en organiseerde ik allerlei activiteiten voor docenten, leerlingen en ouders. Je kan dus wel zeggen dat ik gek ben op onderwijs. Twee jaar geleden liep ik dan ook voor het eerst de collegezalen op de Uithof in. Ik had een college van de cursus Inleiding Onderwijswetenschappen. Toen ik weer thuiskwam was het eerste wat ik zei ‘hier ben ik op mijn plek’.

Een paar maanden later kreeg ik de mogelijkheid om de ResearchED te bezoeken. Dit is een congres waarbij onderzoekers, docenten en andere mensen die betrokken zijn bij onderwijs, samenkomen om te spreken over verschillende ontwikkelingen op het gebied van onderwijs. Ik heb tijdens deze dag verschillende presentaties bijgewoond van onderzoekers, docenten en schoolhoofden. Het was mooi om te zien hoe de ResearchED een brug slaat tussen onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk, wetende dat hier nog een grote uitdaging ligt voor beide partijen. Mijn droom voor het onderwijs zou zijn om deze samenwerking verder uit te bouwen en ik hoop hier ooit zelf ook mijn steentje aan bij te kunnen dragen. 

Mijn week bestaat voornamelijk uit schoolwerk, werken en sporten. Op dit moment volg ik de vakken Ontwerpen van Leersituaties gevorderd (OVL-G) en Train de Trainer. Voor het vak OVL-G werk ik samen met mijn projectgroep aan een grote ontwerpopdracht. Voor de cursus Train de Trainer begeleid ik elke woensdag van 15.00-20.00 een groep studenten in de cursus Coaching en Training. Deze bijeenkomsten bereid ik elke donderdagavond samen met twee andere trainers voor. Op de momenten dat ik niet met school bezig ben, werk ik op een middelbare school. Hier help ik met lesopvang en administratieve taken, zodat docenten zich kunnen focussen op het voorbereiden en geven van hun lessen. Veel van mijn avonden breng ik door op de parkeerplaats voor de sportschool met goede muziek en een barbell. Na een lange dag (thuis)werken kan ik tijdens het sporten mijn hoofd weer even leegmaken. 

Mijn leven ziet er sinds de lockdown heel anders uit. Een aantal maanden geleden ben ik vanuit het prachtige Brabant verhuisd naar Arnhem, zodat ik niet meer 2,5 uur hoef te reizen naar de Uithof. Helaas heb ik er nog niet veel aan gehad, want sinds mijn nieuwe avontuur in Arnhem, heb ik geen voet meer op de Uithof gezet. Niet alleen het fysieke onderwijs is weggevallen, maar ook borrels met vrienden, gesprekken met collega’s en sportlessen vinden tegenwoordig plaats via Microsoft Teams of Zoom. Het leven speelt zich nu af in huis, de ene keer achter mijn bureau, de andere keer met mijn laptop op de bank of buiten op het balkon voor de afwisseling. 

Online onderwijs is een uitdaging (een veel grotere uitdaging dan ik had verwacht). Soms kan ik de motivatie even niet vinden om weer achter mijn laptop te kruipen om de zoveelste kennisclip te kijken of om weer een Padlet of Mentimeter in te vullen. Ik mis met zijn allen in de collegezaal zitten en ik mis de gezelligheid tussen werkgroepen door, en daarin ben ik vast niet de enige. Online onderwijs is een uitdaging voor iedereen, ook voor docenten. Nu ik voor de cursus Train de Trainer zelf ook alle bijeenkomsten online moet vormgeven, heb ik gemerkt hoeveel tijd, moeite en creativiteit het vergt om elke week weer onderwijs neer te zetten dat studenten motiveert en zo goed mogelijk ondersteunt bij het leren. Ik wil graag tegen docenten zeggen, bedankt. Jullie werken keihard en ondanks dat studenten het misschien niet vaak zeggen, we waarderen het. 

Werkplek Katie
De tijd van online onderwijs, binnenblijven en weinig sociale contacten heeft mij ook veel geleerd. Voordat in maart vorig jaar de lockdown inging, zaten er niet genoeg uren in mijn dag om alles te doen wat ik wilde en nu heb ik opeens een overschot aan tijd. In het begin voelde ik de drang om deze tijd op te vullen met ‘zinnige’ dingen. Ik wilde nieuwe dingen leren en extra activiteiten ondernemen vanuit huis. In het begin was dit prima vol te houden, maar een uitzichtloze lockdown bracht daar verandering in. Om antwoord te geven op de vraag van Joris. Het belangrijkste dat ik geleerd heb de afgelopen tijd is dat het oké is om soms even stil te staan en niks te leren. En begrijp me niet verkeerd, de drang om te leren is er nog steeds, maar soms is het ook gewoon heerlijk om op het balkon te zitten met een kop koffie en nergens aan te denken. Deze momenten zijn voor mij tijdens de lockdown net zo waardevol gebleken als het leren van nieuwe dingen en opdoen van nieuwe ervaringen. 

Eén ding is zeker voor mij, het leven na de lockdown zal niet meer hetzelfde zijn en dit geldt denk ik ook voor het onderwijs. Het onderwijs heeft in een jaar tijd een hele grote ontwikkeling doorgemaakt. We kunnen denk ik veel leren van het ‘lockdownonderwijs’ (om het dan maar even een naam te geven). Ik wil aan de volgende blogger vragen: ‘Welke ontwikkelingen in het onderwijs van het afgelopen jaar vind jij waardevol en zou jij graag willen behouden na de lockdown?’ 

Met deze vraag sluit ik mijn blog af. Ik heb wel weer genoeg achter mijn laptop gezeten vandaag. Het is tijd voor een kopje koffie op het balkon.

Family literacy programs als oplossing voor dalende leesvaardigheid?

 In 2020 constateerde de Onderwijsinspectie dat de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren daalt. 

"Met name de leesvaardigheid onder 15-jarigen is gedaald, een kwart van de 15-jarigen in Nederland is onvoldoende geletterd om mee te kunnen komen in de maatschappij."

En zoals dat dan gaat worden er vervolgens verschillende oplossingen aangedragen om dit probleem op te lossen: bijvoorbeeld alleen nog maar academisch geschoolde leerkrachten werkzaam in het PO of een leesoffensief.

Een nieuw verschenen meta-analyse in Review of Educational Research beschrijft de effecten van een andere benadering, namelijk die van de family literacy programs. Auteurs Fikrat-Wevers, Van Steensel en Arends laten zien dat zulke programma's op de korte termijn een behoorlijke impact kunnen hebben op de vaardigheden van kinderen in lage-SES gezinnen:

The aim of this meta-analysis was to investigate effects of family literacy programs on the emergent literacy skills of children from low socioeconomic status families (0–6) and to establish which program, sample, study, and measurement characteristics moderate program effects. Outcomes of 48 (quasi-)experimental studies covering 42 different programs revealed a medium average effect of Cohen’s d = 0.50 on immediate posttests and a marginal average effect of Cohen’s d = 0.16 on follow-up measures. Together, effects of different moderator variables indicate that children benefit from targeted programs that focus on a limited set of activities and skills and that are restricted to one (training) context. Additionally, we found larger effects in experimental studies and when researcher-developed tests were used. Our outcomes not only provide guidelines for program developers but also call for more longitudinal research that examines how positive short-term changes as a consequence of program participation can be sustained over time.

Het onderzoek is hier open access te raadplegen.