woensdag 4 maart 2015

Onderzoek: Onderwijs laten aansluiten bij leerstijlen van leerlingen niet effectief

Het lijkt zo'n open deur: Wanneer je je manier van onderwijsgeven laat aansluiten op de leerstijl van een leerling (bv. visuele of auditieve leerstijl), dan zal deze leerling beter presteren. Een onderzoek van Dekker, Lee, Howard-Jones en Jolles liet in 2012 zien dat het overgrote deel van de Nederlandse en Britse leerkrachten die zij ondervroegen, ervan overtuigd is dat dit klopt. Pashler, McDaniel, Rohrer en Bjork (2008) noemen dit de meshing hypothesis. "Meshing" kan in dit verband vertaald worden met "harmoniëren" of "samengaan". Wanneer er sprake is van harmonie tussen de leerstijl van de leerling en de manier waarop het onderwijs wordt aangeboden, dan zal dit tot betere leerprestaties leiden dan wanneer de leerstijl van de leerling en de manier waarop het onderwijs wordt aangeboden niet samengaan, voorspelt de meshing hypothesis.

De vraag is natuurlijk of deze hypothese klopt. Pashler et al. (2008) concludeerden in hun review dat er weinig tot geen wetenschappelijk bewijs voor de ondersteuning van deze meshing hypothesis is. Daarnaast waren ze erg kritisch op de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek naar leerstijlen. Daarom beschrijven ze in hun review een gedetailleerd stappenplan dat onderzoekers kunnen volgen om de houdbaarheid meshing hypothesis te onderzoeken. In het meest recente nummer van het tijdschrift Journal of Educational Psychology beschrijven Rogowsky, Calhoun en Tallal (2015) een onderzoek dat zich aan deze stappen houdt.

Deze stappen zijn:

  1. Van de deelnemers aan het onderzoek wordt vastgesteld wat hun leerstijl is. In het geval van het onderzoek van Rogowsky werd onderscheid gemaakt tussen proefpersonen met een auditieve of visuele leerstijl.
  2. Deelnemers van elke groep moeten random worden ingedeeld groepen zodanig dat de helft van deelnemers onderwijs krijgt dat past bij zijn of haar leerstijl en de andere helft onderwijs krijgt dat niet past bij zijn of haar leerstijl. In het onderzoek van Rogowsky leerden de deelnemers door ofwel te luisteren naar een verhaal via een audioboek (dit past bij personen met een auditieve leerstijl) ofwel het verhaal te lezen op een e-reader (dit past bij personen met een visuele leerstijl).
  3. Alle deelnemers maken afsluitend dezelfde toets over de leerstof. In het onderzoek van Rogowsky betrof dit een toets over het verhaal dat de deelnemers zojuist gelezen of gehoord hadden.

Pashler et al. (2008) gaven in hun review daarnaast ook aan welk patroon in de data een ondersteuning vormt voor de meshing hypothesis. Je zou dan bijvoorbeeld moeten zien dat de deelnemers met een visuele leerstijl veel beter op de afsluitende toets scoren wanneer ze het verhaal lazen dan wanneer ze naar het verhaal luisterden. Bij de deelnemers met een auditieve leerstijl zoek je precies het tegenovergestelde scores: hoge scores bij luisteren en lagere scores bij lezen. Je bent dan op zoek naar een interactie-effect tussen leerstijl (auditief of visueel) en manier van leren (luisteren of lezen).

Een interactie-effect zoals hierboven vormt volgens Pashler et al. (2008) het enige acceptabele bewijs voor de Meshing hypothesis.

Het artikel van Rogowsky et al. (2015) volgt netjes de drie stappen die door Pashler et al. (2008) zijn beschreven. Dit onderzoek kan ons dus meer zekerheid geven over de houdbaarheid van de meshing hypothesis.

Wat kwam er dan uit? Leidde het aansluiten van de manier van leren op de leerstijl van de leerling nu tot betere prestaties op de afsluitende toets, zoals verondersteld door de meshing hypothesis?

Het antwoord hierop is heel duidelijk: nee. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 121 hoogopgeleide deelnemers. De leerstijl van de deelnemers werd vastgesteld met de Building Excellence (BE) Online Learning Styles Assessment Inventory. Op basis van deze vragenlijst werden deelnemers geclassificeerd als deelnemers met een visuele of een verbale leerstijl. Vervolgens kregen ze de taak iets te leren over een roman van Laura Hillenbrand door een deel van het verhaal te lezen op een e-reader of door naar hetzelfde deel van het verhaal te luisteren als audioboek. Na afloop hiervan maakten alle deelnemers dezelfde meerkeuze toets over de inhoud van het verhaal. Deze toets maakten ze twee weken later nogmaals.

Deze figuur laat zien dat deelnemers met een visuele leerstijl (visual word) beter presteerden op de comprehension test dan de deelnemers met een auditieve leerstijl. Het is echter niet zo dat wanneer deelnemers met een auditieve of visuele leerstijl leren op een manier die past bij hun leerstijl, dat hun prestaties dan beter zijn dan wanneer ze leren op een manier die niet bij hun leerstijl past.
De auteurs vinden geen enkel bewijs dat het aansluiten van de onderwijsvorm (lezen of luisteren) bij de leerstijl van de deelnemers ertoe leidt dat zij beter presteren op de kennistoets. De vraag is uiteraard of bijvoorbeeld met een andere manier van het classificeren van leerstijlen (bv. met Kolbs Learning Style Inventory), een andere doelgroep (bv. leerlingen uit het basisonderwijs) of een andere leertaak hetzelfde gebrek aan ondersteuning voor de meshing hypothesis zou zijn gevonden. Vooralsnog is dit één van de weinige gedegen studies uitgevoerd naar het effect van het aansluiten van onderwijs op leerstijlen en laat deze studie overtuigend zien dat het optimisme dat nog altijd bestaat over het effect daarvan waarschijnlijk niet gerechtvaardigd is.

Rogowsky, B. A., Calhoun, B. M., & Tallal, P. (2015). Matching learning style to instructional method: Effects on comprehension. Journal of Educational Psychology, 107, 64-78.