Posts tonen met het label onderwijskunde. Alle posts tonen
Posts tonen met het label onderwijskunde. Alle posts tonen

dinsdag 1 december 2020

Een kijkje in het leven van Luce

In deze blog leren we een van de medewerkers bij Onderwijswetenschappen beter kennen. Dit keer is dat Luce Claessens. Dit is de eerste bijdrage in een regelmatig terugkerende serie.


Hallo allemaal, mijn naam is Luce Claessens en ik ben de coördinator voor de ALPO aan de afdeling Educatie. Ik ben 43 jaar en woon met mijn man Mark en twee kinderen (Tristan (12) en Josephine (6)) in Utrecht.

In 1996 ben in begonnen aan de universiteit als student Culturele Antropologie. Om eerlijk te zijn vind ik dat iedereen Antropologie zou moeten studeren. De studie van verschillende culturen geeft je een relativerende blik op je eigen cultuur waardoor je wat meer je best doet om andersdenkenden te begrijpen. Baan-technisch vond ik de studie echter wat minder aantrekkelijk. Onderwijs trok me altijd al, dus ik ben daarnaast Onderwijswetenschappen gaan studeren. Superleuk natuurlijk, helemaal toen ik in de avonduren de pabo ging doen en één dag in de week stage mocht lopen in een school. Net als de meeste ALPO-studenten geniet ik zowel van het verdiepen in moeilijke artikelen en theorie (lekker sprinten op cognitief gebied) als van het praktisch bezig zijn en dingen organiseren, zeker met kinderen. Ik heb na mijn studeren dan ook een jaar voor de klas gestaan op een basisschool in Overvecht. Ontzettend zwaar vond ik het, het was een moeilijke klas en ik was natuurlijk beginnend leraar. Gelukkig had ik een heel goed duo naast mij staan waar ik veel van heb kunnen leren.

Na een jaar voor de klas verhuisden we naar het buitenland en kwam ik in 2007 weer terug naar de universiteit. Ik kreeg een baan op de universiteit als docent: wat een feest! Studenten zijn voor mij de leukste doelgroep om les aan te geven en ik vind het ontzettend leuk om samen te sparren over onderzoeksideeën of mee te denken over moeilijke situaties in de klas en hoe daarmee om te gaan. Tegenwoordig mag ik als coördinator van de ALPO ook meedenken over het curriculum en hoe we dat kunnen verbeteren. Dat geeft ook heel veel energie. Academische leraren vormen in Nederland een relatief nieuwe beroepsgroep en het is echt een uitdaging om onze studenten tijdens hun studie de tools mee te geven om straks hun eigen ideale baan te gaan creëren. Ze kunnen zoveel kanten op met het dubbele diploma na de ALPO, dat biedt veel mogelijkheden, maar kan ook lastig zijn als het werkveld hier nog niet helemaal klaar voor is. Ik heb goede hoop dat over tien jaar de rol van onderwijswetenschapper of onderwijsinnovator op basisscholen de norm is, net als een intern begeleider.

Het primair onderwijs is momenteel een interessant veld om in te werken: het lerarentekort loopt zo hoog op dat er veel kansen en ontwikkelingen zijn. Ik vind het een uitdaging om daar een eigen steentje aan bij te dragen. Momenteel werkt de opleiding samen met de hogescholen in Utrecht aan een academisch zijinstroom-traject voor leraren. Dit traject zou je bijvoorbeeld naast de master Onderwijswetenschappen kunnen doen zodat je in twee jaar zowel de master kunt halen als een lesbevoegdheid. Ik hoop dat we met de creatie van dit soort routes het lerarentekort in Nederland een beetje kunnen verkleinen en tegelijk meer wetenschappelijk geschoolde mensen het basisonderwijs inbrengen. Ik denk dat deze leraren, zeker bij onderwijsvernieuwingen, een mooie bijdrage kunnen leveren aan het onderwijs in Nederland.

Thuiswerkplek Luce
De thuiswerkplek van Luce

Nu ik dit zo schrijf word ik weer helemaal enthousiast van mijn baan. Het voelt goed om een bijdrage te kunnen leveren aan iets wat me aan het hart gaat; goed onderwijs voor iedereen. Als ik eerlijk ben, is dat enthousiasme de laatste tijd wel ver te zoeken. Ik mis iedereen sommige dagen zo erg dat mijn kinderen gek worden van al mijn geknuffel (gelukkig hebben we ook een hond J). Ik mis het fysiek lesgeven, mijn werkplek en de collega’s om me heen en zelfs het vergaderen. Om dat gemis een beetje te compenseren probeer ik meer connectie en lol te maken online. Als mensen iets leuks of raars in hun omgeving hebben staan, of een good hairday hebben, is dat makkelijk. Dan gaan we gewoon daar even over kletsen. En anders maar gewoon heel direct zijn, dus bij deze: ik mis jullie allemaal en kan niet wachten tot dit over is. Oh, en alle tips voor hoe jullie lol maken online zijn welkom!

Vraag aan de volgende blogger: Hoe ontspan jij eigenlijk in deze tijden van lang achter de laptop zitten?  

maandag 18 juli 2016

Veni-subsidie voor Janneke van de Pol

Onderzoeker en docent Janneke van de Pol heeft van NWO een prestigieuze Veni-beurs gekregen voor haar project 'Do I know what you know? Promoting students' learning via accurate teacher judgments and adaptive support'. De Veni-beurzen zijn bestemd voor jonge, onlangs gepromoveerde, veelbelovende onderzoekers. De beurs bedraagt maximaal 250.000 euro, waarmee de onderzoeker gedurende drie jaar een eigen onderzoek kunnen uitvoeren.


Scientific summary of research proposal
Every student is different and thus has different needs to succeed in (future) education and working life. To stimulate each student's potential optimally, the Dutch government and Inspectorate call for providing adaptive support (support fitting students' needs). However, to deliver adaptive support, teachers must know what their students know. As it turns out, they do not. Consequently, students often do not receive the support needed, resulting in underachievement.
Surprisingly little is known about how teachers form judgments of students' knowledge and how to improve these. This project is the first to systematically investigate teacher judgment processes and directly translate these findings into a teacher-aid for improving judgment accuracy, adaptive support, and student learning. Central to this project is adolescents' text-learning ability, which is essential to most school subjects, (future) education and working life. However, 33% of Dutch students score below par and Dutch performance drops in international rankings. Fortifying this key ability is therefore crucial.
When judging students' knowledge e.g., while helping students during classroom seatwork, teachers often use information or cues (e.g., students' interest in a topic) that are not indicative of students' actual knowledge, leading to inefficient and non-adaptive support. Therefore, I will develop a teacher cue-aid (i.e., directions for teachers what cues they should use) helping to quickly and accurately gauge students' knowledge and subsequently provide adaptive support, which ultimately improves learning.
Study 1 determines which cues teachers should use to form accurate judgments. This enables development of the cue-aid, tested in Study 2. Study 3 validates the effect of better judgments on increased adaptivity and higher learning yield. The evidence-based cue-aid can be readily implemented in teacher training and flexibly applied to text learning in many subjects. It contributes to answering the government's and inspectorate's call for adaptive support, the essential foundation of teacher judgment accuracy.

Public summary of your research proposal
Do I know what you know?
High school teachers are often insufficiently aware of their students' knowledge. Therefore, students frequently receive inadequate individual support, resulting in suboptimal performance. This project focuses on investigating and promoting teacher judgment accuracy and subsequently support adaptivity and students' learning by training teachers to use more informative cues when making judgments.

Weet ik wat jij weet?
Docenten in het voortgezet onderwijs schatten de kennis van hun leerlingen vaak verkeerd in. Hierdoor krijgen leerlingen niet altijd adequate hulp, resulterend in suboptimale leeruitkomsten. Dit project beoogt de inschattingsvaardigheden van docenten en daarmee de door hen geboden hulp te verbeteren teneinde leeruitkomsten van leerlingen te verhogen.

woensdag 29 juni 2016

Rubicon subsidie voor Anouschka van Leeuwen voor onderzoek naar learning analytics voor docenten

Anouschka van Leeuwen, onderzoeker en docent bij Onderwijskunde, heeft een NWO Rubiconbeurs verworven. Het programma Rubicon is bedoeld om jonge, veelbelovende wetenschappers de mogelijkheid te geven internationale onderzoekservaring op te doen. Dit is een belangrijke stap in een wetenschappelijke carrière.

Anouschka gaat de komende 1,5 jaar onderzoek doen aan Ruhr-Universität Bochum bij de onderzoeksgroep van prof. dr. Nikol Rummel en zal ook gaan samenwerken met dr. Vincent Aleven (Carnegie Melon University). Anouschka's project is getiteld: "From Overload to Overview: Learning Analytics to Aid Teachers" en richt zich op het inzetten van learning analytics om docenten te ondersteunnen bij het begeleiden van samenwerkend leren.

Engelstalige samenvatting
Collaborative learning is very effective, at least when adaptive supported is provided. Providing adaptive support, however, imposes on teachers the demanding if not impossible task of maintaining an overview of students’ collaborative activities, evaluating those, and intervening when necessary. When supported by computer software, collaboration leaves “digital traces”. The collection a
nd analysis of these traces (i.e., learning analytics; LA) has the potential to help teachers move from overload to overview of students’ collaboration. Moreover, LA cannot only aid teachers by mirroring student activities, but also automate evaluation and intervention. The question is which level of LA-aid is optimal to enable adaptive teacher support of collaboration.

This question is investigated with both simulation and classroom studies. In the simulation phase, LA dashboards are developed that 1) mirror, 2) evaluate, or 3) provide automatic interventions on student activities. The dashboards are developed by applying rapid prototyping, a novel approach in this area. Subsequently, the effects of dashboards on teacher behavior are evaluated with simulated classroom situations. The outcomes are used as input for the classroom studies, in which effects of the three LA aid levels are measured on changes in teacher behavior, outcomes of student collaboration, and student perceptions of received support.

Nederlandstalige samenvatting
Overload of overzicht: Samenwerking tussen docent en computer
Docenten hebben niet de middelen om samenwerkende groepen leerlingen uitgebreid te volgen en feedback te geven. Drie manieren om docenten hierbij middels learning analytics te ondersteunen, worden vergeleken op veranderingen in docentgedrag, studentpercepties van docentbegeleiding, en uitkomsten van de samenwerking.

donderdag 18 februari 2016

ResearchED: Ook een inspirerende dag voor toekomstige onderwijskundigen

Puck Colen, Bente van Thuijl, Mathilde Vandersteen en Mariska van den Hove brachten als onderdeel van de Oriëntatiecursus voor het Honours College Sociale Wetenschappen een bezoek aan ResearchED Amsterdam 2016. Hieronder geven de eerstejaars Onderwijskunde studenten een indruk van hun ervaringen tijdens deze dag.

Tom Benett opende de ResearchED conferentie in Amsterdam.
“Voelen jullie je niet ook stiekem best wel cool nu?”, was de reactie na het welkomstwoord door Tom Bennett tijdens ResearchED, een conferentie voor onderwijskundige onderzoekers en docenten. Omringd door wetenschappers namen wij als eerstejaars Onderwijskunde studenten deel aan dit internationale evenement, dat plaatsvond op 31 januari in Amsterdam. We woonden workshops bij over uiteenlopende onderwerpen, waarbij we ons af en toe verbaasden over de overeenkomsten met onze eigen studie. “Een half jaar geleden had ik dit nog niet begrepen hoor”, verklaarde Puck na de eerste workshop. “Al was het nog handiger geweest als ik hier voor het tentamen gezeten had!” Toch was het soms ook even zoeken naar een raakvlak met onze eigen interesses. “Wat moet ik nu met die kloof tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk”, zuchtte Mariska, “Ik weet zelf nog niet eens hoe ik onderzoek moet doen.” Al snel bleek echter dat we best in staat waren mee te denken over de verschillende vraagstukken die centraal stonden. Af en toe lukte het zelfs om een nieuw inzicht in te brengen. Aan het eind van de dag blikten we terug: “Welke workshop heeft jou het meest geïnspireerd?”


Puck noemt direct de workshop die we alle vier volgden aan het begin van de dag: ‘De lerende tiener in neuropsychologisch perspectief: lessen voor het onderwijs’, verzorgd door Jelle Jolles. Deze workshop ging over prikkels uit de omgeving die pubers ervaren tijdens hun ontwikkeling en dus ook gedurende de tijd die zij op school doorbrengen. Volgens Jelle Jolles en veel andere onderzoekers heeft de context een erg grote invloed op pubers. Zij gaan dan ook uit van de visie ‘Context shapes the brain’. Puck vond het bijwonen van deze workshop erg leuk, vooral omdat Jelle veel herkenbare zaken vertelde. Terwijl hij grappige anekdotes over pubers gaf, en alle leraren en andere betrokkenen in het klaslokaal lachten omdat zij dit sterk herkenden, lachte Puck zelf ook mee. Zij herkende het namelijk ook; niet bij haar leerlingen, maar bij zichzelf. Puck is natuurlijk nog een ‘halve’ puber en wist maar al te goed waar Jelle het over had. Wij pubers zijn soms uitermate ongeïnteresseerd, over-emotioneel of hebben een te sterke eigen mening. Maar dit was juist wat zij zo leuk vond, aangezien hij haar allerlei kennis aanreikte over dingen die ze zelf denkt en doet. Puck werd zich van een aantal zaken die voor haar heel normaal lijken een stuk bewuster. Het gaf haar dus een stukje zelfinzicht. Bovendien herkende Puck veel elementen uit de cursus Opvoeding & Ontwikkeling die zij net heeft afgerond. Dit was voor haar een leuke bevestiging: de dingen die we leren zijn dus ook echt toepasbaar in zowel onderzoek als de praktijk. Al met al vond Puck het een erg interessante, functionele en ook grappige workshop, die zorgde voor een leuke opening van de dag!

Mariska van den Hove, Puck Colen, Mathilde Vandersteen en Bente van
 Thuijl brachten als eerstejaars Onderwijskunde een bezoek aan ResearchED
 en schreven deze blogpost.
Het leerproces van leerlingen in beeld’ door Gerdineke van Silfhout vond Bente het meest interessant. Deze workshop ging vooral over lezen in het voortgezet onderwijs en hoe dit een belemmering is voor het vmbo-onderwijs, maar ook veel invloed heeft op het havo en vwo. Gerdineke onderzoekt dit onderwerp voor SLO. Het was interessant om te zien hoe de versimpeling van de teksten bij het vmbo ervoor zorgt dat de teksten eigenlijk veel moeilijker te begrijpen zijn. Dit komt door het gebrek aan functiewoorden. Ook was het interessant om te zien hoe scholieren lezen. Het blijkt bijvoorbeeld dat ze meestal de tussenkopjes en schuin gedrukte woorden overslaan, hoewel dit juist belangrijk is om een tekst te kunnen begrijpen. Bijna alle vakken op de middelbare school steunen op taalvaardigheid. Toch is dit een groot struikelblok voor veel leerlingen.

Mathilde vond de workshop ‘Taalbegrip en tekstbegrip’ erg verrassend. Deze workshop van Rolf Zwaan, hoogleraar biologische en cognitieve psychologie aan de Erasmus Universiteit, ging niet direct over ‘het onderwijs’. Wat Rolf vertelde kunnen docenten echter wel gebruiken in hun lessen. Hij gaf aan dat taal niet genoeg is om elkaar te begrijpen. We combineren informatie die we horen of lezen namelijk altijd met wat wij al weten. Aan de ene kant veroorzaakt dit soms problemen, omdat een boodschap anders ontvangen kan worden dan bedoeld is. Aan de andere kant is het juist handig. Zo kun je zeggen: “Ik ben naar dat nieuwe restaurant geweest, maar ik heb geen fooi gegeven.” De ander begrijpt dan dat het eten waarschijnlijk niet lekker was, of de bediening slecht. Het is fijn dat je dus niet álle informatie hoeft mee te delen als je een verhaal vertelt. Achtergrondkennis is een combinatie van perceptie, aandacht, geheugen en voorstellingsvermogen. Een ander voorbeeld hierbij is wanneer iemand jou de weg wijst in een onbekende stad. Voor diegene klinkt alles heel logisch, omdat hij of zij zich een voorstelling kan maken van alle verschillende hoeken, straten en winkels. Daarentegen kan het voor jou als verdwaalde toerist een totale warboel lijken, simpelweg omdat je je er geen mentale voorstelling bij kan maken. Dit is iets waar leraren volgens Mathilde wel iets mee zouden kunnen. Zij denkt dat informatie soms niet goed aankomt komt bij de leerling, en dat de oorzaak van dit probleem niet zozeer bij de leerling of docent ligt, maar bij het hebben van andere achtergrondkennis of een ander voorstellingsvermogen. Mathilde vond het erg interessant om na te denken over wat deze problemen bij het begrijpen van taal voor consequenties voor het onderwijs kunnen hebben. Een mooie manier om haar voorliefde voor taal én onderwijs met elkaar te combineren!

'Onderwijs en identiteitsontwikkeling’ heeft op Mariska de meeste indruk gemaakt. Deze workshop werd gegeven door Monique Volman, Hoogleraar Onderwijskunde en onderzoeksleider bij het Institute of Child Development and Education (CDE) aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zij vertelde dat leren verbonden is met identiteit. Kennis die niet verbonden wordt met wie leerlingen willen zijn, gaat namelijk verloren. Het is volgens haar daarom van belang om na te denken over de manier waarop vakinhoud verbonden kan worden aan identiteitsontwikkeling. Tijdens de workshop kwam ter sprake dat er tijdens de les vaak te weinig aandacht is voor actuele gebeurtenissen in de wereld. Juist de kennis over huidige omstandigheden en de meningen die de leerlingen daarover vormen, dragen bij aan de ontwikkeling van hun identiteit. Een van de aanwezige onderwijzers gaf aan dat je als leraar je leerlingen moet leren kennen: “Begin je de dag na de aanslag op Charlie Hebdo meteen met wiskundesommen, dan zul je nooit weten dat het islamitische meisje in jouw klas met haar hele familie voor de televisie heeft zitten huilen. Wanneer je leerlingen de ruimte geeft om zelf iets in te brengen, merk je dat er zeer waardevolle leerprocessen in gang worden gezet. Leraren hebben echter veel vakkennis nodig om in hun lessen aandacht te besteden aan actuele thema’s, omdat ze anders bijvoorbeeld bang zijn dat ze lastige vragen niet kunnen beantwoorden.” Mariska herkent het gemis aan aandacht voor wat er op dit moment gaande is in de wereld. Zij denkt dat het belangrijk is om leerlingen niet alleen vakinhoud aan te bieden, maar ze daarnaast na te laten denken over hun eigen ideeën en gevoelens daarbij. Dat zou naast identiteitsontwikkeling wellicht ook het ‘gewone’ leren kunnen ondersteunen. De informatie komt zo immers veel dichter bij de leerling zelf te staan.

Kortom: ResearchED heeft ons enorm veel indrukken opgeleverd. We hadden de rest van het weekend wel nodig om even bij te komen, maar het was de moeite waard! Naar ons idee is de conferentie een goed initiatief om ideeën uit te wisselen over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van onderwijskundig onderzoek. We denken dat het heel waardevol zou zijn, wanneer er meer studenten deel zouden nemen aan ResearchED. Daarnaast zou ook de aanwezigheid van leerlingen de conferentie verrijken. Er wordt voortdurend gesproken over de meningen en voorkeuren van leerlingen, maar ze zijn zelf niet aanwezig. Met name leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zouden mee kunnen denken over de inrichting van hun eigen lessen. Wij hebben tijdens deze dag in ieder geval geprobeerd daar ook aan mee te werken. Hopelijk kunnen we onze bijdrage in de toekomst nog verder uitbreiden!

woensdag 30 december 2015

Beter presteren: begrip demonstreren?

In juni 2015 rondde Marije van Braak haar bacheloropleiding Onderwijskunde af met haar bachelorthesis. Op de jaarlijkse congresdag waarin onderwijskundestudenten hun bacheloronderzoek presenteren, werd haar thesis uitgeroepen tot de beste bachelorthesis door de jury. Ze diende vervolgens haar thesis in voor deelname aan de Student Research Conference. Op deze conferentie kunnen studenten uit Nederland en Vlaanderen hun bacheloronderzoek presenteren. Slechts 60 studenten worden toegelaten tot deze conferentie. Ook Marije mocht haar onderzoek presenteren op deze conferentie. Daarnaast werd haar thesis genomineerd voor de Peter G. Swanbornprijs. Desgevraagd heeft Marije een samenvatting van haar onderzoek geschreven voor op dit blog.


Beter presteren: begrip demonstreren?
Een goede leraar is iemand die iets uit je haalt in plaats van iets in je stopt. – N. D. Walsh

Onderwijsontwikkelingen en onderwijshervormingen doen altijd veel stof opwaaien: verhitte discussies onder politici, leerkrachten, directies, ouders en wetenschappers lijken rond de invoering van deze ontwikkelingen en hervormingen soms aan de orde van de dag te zijn. Ditzelfde geldt ook voor één van de meest recente onderwijsontwikkelingen: de Wet Passend Onderwijs (ingevoerd op 1 augustus 2014). Sinds de invoering van deze wet is passend onderwijs de norm in ons Nederlandse onderwijssysteem.

Passend onderwijs, aangepast aan het individu, wordt ook wel adaptief onderwijs genoemd. Adaptief onderwijs is onderwijs waarin rekening wordt gehouden met de grote diversiteit aan leerlingen door het curriculum en de instructie passend te maken bij (onder andere) interesses en leerprofielen (Tomlinson et al., 2013). De laatste vorm van passend onderwijs, het ‘passend maken’ van instructie, blijft soms wat onderbelicht. Uit een meta-onderzoek van John Hattie blijkt echter dat het passend maken van instructie (een vorm van micro differentiatie) een veelbelovende positieve invloed heeft op leeruitkomsten.
            “Werk aan de winkel voor docenten”, zou men kunnen denken. Maar let op: de rol van leerlingen in het uitvoeren van aangepaste instructie is minstens net zo cruciaal. Leerlingen beïnvloeden namelijk de docentinstructie op veel verschillende manieren: op een meer directe manier door het stellen van vragen en het geven van antwoorden, en op een meer indirecte manier via leerlingkenmerken als prestatieniveau, motivatie en betrokkenheid. Een voorbeeld: Leerkrachten ontwikkelingen specifieke ideeën over de prestatieniveaus van leerlingen, die zij als een eerste stap gebruiken bij het aanpassen van instructie aan die leerlingen. Een wiskundeleerkracht zal aan een leerling die altijd hoog scoort voor wiskunde (waarschijnlijk) een andere uitleg geven dan aan een leerling waarvan hij weet dat hij zwak is in zijn vak.
            Hoe groot de rol van de leerling is in het passend maken van instructie, blijkt ook uit hoe belangrijk het is voor de leerkracht wat een leerling zegt of vraagt tijdens de instructie. Als een leerling een probleem heeft met som 24 (om weer even wiskunde als voorbeeld te nemen), kan deze leerling zeggen: “Ik snap som 24 niet!”. Dit geeft de docent weinig informatie over wat nu precies het probleem is van deze leerling. Informatie over het precieze probleem van de leerling krijgt de docent wel als de leerling zou zeggen: “Ik begrijp niet waarom hoek A 67° is in deze driehoek, als je die hoeken optelt is het toch geen 180°!” (gesteld, bijvoorbeeld, dat ‘deze driehoek’ slaat op een driehoek in het boek waarin twee hoeken al gegeven zijn). In het eerste geval zegt de leerling alleen dat hij/zij iets niet snapt (een zogenaamde claim of understanding), terwijl de docent uit de tweede leerlinguitspraak ook kan afleiden wat wel (alle hoeken van een driehoek samen zijn 180°) en niet wordt gesnapt (de berekening, de docent zou kunnen bedenken dat hier verkeerde hoeken zijn opgeteld of dat er sprake is van een afrondingsfout). In de laatste situatie is er sprake van een demonstration of understanding.

            Zoals blijkt uit de gegeven leerlinguitspraken, zijn begripsdemonstraties informatiever voor een docent dan begripsclaims. Een informatievere uitspraak geeft een docent meer ‘handvaten’ voor het passend maken van de instructie. Leerlingen zouden hun docent mogelijk dus helpen met het afstemmen van instructie door relatief veel begripsdemonstraties te gebruiken in hun vragen en antwoorden in interacties met de docent. De vraag die hierbij rijst is: zijn alle leerlingen wel even goed in staat om hun begrip te ‘demonstreren’ in plaats van het te ‘claimen’? En gerelateerd hieraan: zijn alle docenten wel even goed in staat om hun leerlingen te helpen hun begrip te ‘demonstreren’ in plaats van te ‘claimen’ (bijvoorbeeld door te vragen: “Kun je me uitleggen waarom…?”  in plaats van “Snap je het nu?”)? Het zou kunnen zijn dat leerlingen die een lager prestatieniveau hebben, en daarmee minder inzicht in en overzicht over de stof hebben, minder goed zijn in het demonstreren van begrip dan leerlingen die hoger presteren.
De suggestie dat prestatieniveau samen zou hangen met vormen van begripsuiting (en vormen van het ontlokken van deze uitingen, zie het schema hieronder) vormde de aanleiding voor een recent scriptieonderzoek (Van Braak, 2015).

 In dit onderzoek zijn 153 leerling-leerkracht interacties geanalyseerd aan de hand van een bestaand codeerschema voor docentuitspraken (ontwikkeld door Van de Pol, Volman, Oort en Beishuizen) en een codeerschema voor leerlinguitspraken, ontwikkeld op basis van een deel van de genoemde interacties. Alle interacties waren opgenomen tijdens wiskundelessen op vier middelbare scholen in Nederland (vier verschillende klassen in totaal). De leerlingen die deelnamen aan de interacties zaten tijdens de opnames in de eerste klas van het VMBO-T; het prestatieniveau van deze leerlingen is gemeten met behulp van hun gemiddelde cijfer voor het vak wiskunde, een veelgebruikte maat voor prestatie. Zowel de gemiddelde cijfers als de interacties waren onderdeel van een grotere dataset.

De belangrijkste bevinding uit het onderzoek is de afwezigheid van een verband tussen het prestatieniveau van leerlingen en de vorm(en) van begripsuiting die zij gebruiken. Tegen de verwachting in, gebruiken leerlingen die hoger presteren niet meer begripsdemonstraties dan leerlingen die lager presteren. Dit verband bleek ook niet aanwezig nadat was gecontroleerd voor het type begripsuiting dat door de docent werd ontlokt.
            Opvallend genoeg was ongeveer 40 procent van alle leerlinguitspraken een demonstratie van begrip, terwijl het percentage van begripsclaims twee keer zo laag lag. Leerkrachten daarentegen, gebruikten maar in ongeveer 19 procent van de uitingen een vraag of uitspraak die een begripsdemonstratie ontlokte; 4 procent van hun uitingen was erop gericht een begripsclaim te ontlokken. Het overgrote deel van de docentuitingen was er helemaal niet op gericht iets te ontlokken bij de leerling, dit waren of (delen) van antwoorden, of uitleg in de vorm van ‘statements’ (bijvoorbeeld: “De hoeken van een driehoek zijn samen 180°. Als je een onbekende hoek wilt berekenen, trek je de twee bekende hoeken van 180° af.”).
            Het lijkt er dus op – hoewel een causale relatie tussen leerlinguitspraken en docentuitspraken door het gebruikte onderzoeksdesign niet aangetoond kan worden – dat begripsclaims van leerlingen vaker niet door docenten waren ontlokt dan begripsdemonstraties. Dit zou er op kunnen wijzen dat er inderdaad nog een duidelijke taak ligt voor leerkrachten: meer en gerichtere vragen stellen, om zo informatievere leerlinguitspraken (dat is: demonstraties) te ontlokken. Door informatievere uitingen van leerlingen te stimuleren, zouden leerkrachten meer informatie kunnen krijgen die hen helpt om de juiste ‘diagnose’ te stellen met betrekking tot het ‘probleem’ dat een leerling heeft.
           
Hoewel het onderzoek suggesties oplevert voor de onderwijspraktijk, is het belangrijk om op te merken dat de afwezigheid van een verband tussen prestatieniveau en begripsuiting (claim versus demonstratie) in dit onderzoek suggereert dat het demonstreren van begrip niet per se een positieve invloed heeft op leeruitkomsten (dat is: vakgemiddeldes). Mogelijk is deze bevinding echter een gevolg van de verschillen tussen cijfers bij verschillende leerkrachten. Terwijl leerlingen bij één docent in het onderzoek gemiddeld een 5,7 scoorden voor wiskunde, was dit bij een andere docent een 7,7. Dit grote verschil tussen docenten zou ertoe hebben kunnen geleid dat een ‘overall’ effect niet zichtbaar was in de data. Verder onderzoek dat rekening houdt met dit kenmerk van de data zou aanvullende waardevolle informatie kunnen opleveren over de relatie tussen het prestatieniveau van leerlingen en de manier waarop zij begrip uiten.
             

Bronnen
Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis over 800 meta-analyses relating to achievement. New        York, NY: Routledge.
Tomlinson, C. A., Brighton, C., Hertberg, H., Callahan, C. M., Moon, T. R., Brimijoin, K., Conover,         L. A., & Reynolds, T. (2003). Differentiating instruction in response to student readiness,    interest, and learning profile in academically diverse classrooms: A review of literature.       Journal for the Education of the Gifted, 27, 119-145. doi:10.1177/016235320302700203
Van Braak, M. (2015). Is Demonstrating Understanding Rewarding? Student Academic Performance and Student Expression Mode in the Context of Micro Differentiation. Unpublished bachelorthesis, Utrecht University.
Van de Pol, J., Volman, M., Oort, F., & Beishuizen, J. (2014). Teacher scaffolding in small-group            work: An intervention study. Journal of the Learning Sciences, 23, 600-650. doi:10.1080/10508406.2013.805300