zaterdag 13 mei 2023

Hoe het maken van outlines je leerproces kan ondersteunen

Het maken van outlines is een manier om de hoofdideeën en kernpunten van een tekst samen te vatten en te organiseren in een hiërarchische en lineaire structuur. Het kan je helpen om de tekststructuur te doorgronden en om te zien hoe de informatie samenhangt.

Maar hoe effectief is het maken van outlines eigenlijk? Een recente meta-analyse van Ponce, Mayer en Méndez (2023) gepubliceerd in Educational Research Review toont dat het maken van outlines effectief kan zijn. Bovendien blijkt het bestuderen van een door de docent gemaakte outline ook effectief te zijn. De auteurs onderzochten 36 studies die het het maken van outlines vergeleken met een controlegroep die alleen een tekst bestudeerde. Ze vonden dat:

  • Outlines maken als een leerstrategie (de leerling maakt zelf de outline) had positieve effecten op leerprestaties. Dit betekent dat leerlingen die gevraagd werden om een outline te maken tijdens het lezen van een tekst of voor het schrijven van een essay beter presteerden dan studenten die geen outline maakten.
  • Outlines als een instructieontwerpkenmerk (de leerling gebruikt een door de leerkracht aangeboden outline) had positieve effecten op het onthouden van informatie, maar gemengde effecten op het begrijpen van informatie. Dit betekent dat leerlingen die een tekst lazen die een outline bevatte beter presteerden op geheugentests dan leerlingen die dezelfde tekst zonder outline lazen, maar niet noodzakelijk beter op begripstoetsen.

De auteurs verklaren deze bevindingen met behulp van de generatieve leerttheorie, die stelt dat betekenisvol leren plaatsvindt wanneer leerlingen zich bezighouden met geschikte cognitieve processen tijdens het leren, zoals het selecteren, organiseren en integreren van informatie. Het maken van outlines als een leerstrategie stimuleert deze cognitieve processen door leerlingen te verplichten om de tekst om te zetten in een gestructureerde en georganiseerde samenvatting. Outlines als een instructieontwerpkenmerk stimuleren het selectieproces door de belangrijke informatie in de tekst te benadrukken, maar stimuleren misschien niet een voldoende hoog niveau van organiserende en integrerende processen bij de leerlingen.

Het abstract
Learning from printed text is a central academic task that may be challenging for students. Two ways to improve learning from text are to encourage learners to engage in generative learning strategies while reading, such as constructing an outline, or for instructors to include effective instructional design features, such as providing an outline with the text. A meta-analysis of studies comparing a group that was asked to generate an outline while reading a text to a control group that was not asked to outline found an average effect size of g+ = 0.59 on memory tests, g+ = 0.59 on comprehension tests, and g+ = 0.52 on writing assignments favoring learner-generated outlining. A meta-analysis of studies comparing a group that read a text containing an outline with a control group that read the same text without an outline found an effect size of g+ = 0.61 for memory tests and g+ = 0.34 for comprehension tests favoring instructor-provided outlining. Overall, there is encouraging evidence for the effectiveness of outlining as a generative learning strategy and for the effectiveness of outlining as an instructional design feature based on signaling, consistent with generative learning theory.

donderdag 11 mei 2023

Begrijpend lezen over begrijpend lezen: PIRLS komt eraan!

Dit jaar zullen we twee keer te weten komen hoe het wereldwijde onderwijs er voor staat. In december publiceert de OESO (de organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling) met een jaar vertraging hun driejaarlijkse PISA-cijfers.  En komende dinsdag al worden de PIRLS-resultaten bekendgemaakt. In deze voorbeschouwing staan we stil bij de gelijkenissen en verschillen tussen beide internationale tests en bespreken we ook welke uitkomsten de interessantste zijn om naar uit te kijken.

PISA is wellicht de bekendste van alle internationale vergelijkingen. De OESO meet al sinds 2000 elke drie jaar verschillende domeinen bij vijftienjarigen. Denk dan aan rekenen, economie, wetenschap, begrijpend lezen, … PISA wil hierbij bewust los staan van de curricula van de verschillende landen en probeert zich vooral te richten op het probleemoplossend vermogen van de jongeren.

PIRLS (Progress in International Reading Literacy Study) is ook een internationaal vergelijkend onderzoek. De focus van dit vijfjaarlijkse onderzoek ligt in dit geval specifiek op de leerlingenprestaties in begrijpend lezen bij leerlingen in groep 6 van de basisschool (in Vlaanderen is dat het vierde leerjaar). De coördinatie is in handen van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA), een organisatie die bijvoorbeeld ook de TIMSS-vergelijkingen (die over prestaties op de exacte vakken gaat) afneemt.

Omdat ze eens in de zoveel jaar worden afgenomen, kun je met PISA en PIRLS heel mooi trends in de leerprestaties van je land of regio waarnemen. Ook kunnen we de leerprestaties van onze leerlingen vergelijken met de (r)evoluties in de rest van de wereld. Dit is soms de meer omstreden valkuil van dergelijke internationale vergelijkingen, omdat er ontzettend veel verschillende oorzaken kunnen zijn waarom een bepaalde regio of land vooruit dan wel achteruit gaat. Wat noch PIRLS, noch PISA namelijk kunnen tonen, is wat de oorzaak is van veranderingen. Ze kunnen hoogstens verbanden tonen met bepaalde kenmerken. Je kunt deze onderzoeken dan ook beschouwen als een soort thermometer die je wel vertelt dat je koorts hebt, maar niet welke ziektekiem je lichaamstemperatuur heeft doen laten oplopen.

Toch zijn beide onderzoeken wel meer dan zo’n eenvoudige thermometer. In de onderzoeken worden steeds andere elementen meegenomen, zoals bijvoorbeeld de sociaal-economische status van de leerlingen, hoe het leesonderwijs verloopt, enzovoorts. Hiermee kunnen we bijvoorbeeld zien of onderwijs al dan niet meer gelijke kansen geeft.

Dus wat kunnen we dinsdag verwachten? Nou, het is niet heel moeilijk om pessimistisch te zijn. Tussen PIRLS 2001 en 2006 was er een behoorlijke daling voor Nederland te zien. Daarna bleven de resultaten relatief stabiel. Wel daalde Nederland relatief gesproken ten opzichte van andere regio’s, omdat die regio’s zich de afgelopen jaren verbeterden. Historisch scoort Nederland nog wel goed door de kleine verschillen tussen de prestaties van zwakkere en sterkere lezers.



Maar toch is er reden voor ongerustheid… we weten namelijk uit PISA 2018 dat het aantal jongeren dat ‘functioneel analfabeet’ het onderwijs verlaat toeneemt. Onderzoek van de Stichting Lezen & Schrijven in 2019 liet ook zien dat analfabetisme een groeiend probleem is. Maar bovenal… er was een pandemie die sporen zal hebben nagelaten in de resultaten. PIRLS heeft in tegenstelling tot PISA de afname van het onderzoek niet uitgesteld, dus de leerlingen maakten de test middenin de corona-crisis. De mogelijke effecten hiervan op verschillende regio’s zijn moeilijk te voorspellen, maar waarschijnlijk eerder negatief dan positief. Eind vorig jaar bijvoorbeeld kwam de onderwijsinspectie nog met het bericht dat het ‘beroerd is gesteld met de leesvaardigheid van basisscholieren’. PIRLS zal hier ongetwijfeld een duidelijker beeld over schetsen.

De afgelopen jaren is er behoorlijk wat aandacht geweest voor begrijpend lezen. Denk aan de roemruchte aflevering van Zondag met Lubach of het Leesoffensief. Verder is er toenemende aandacht voor de zogenaamde basisvaardigheden, waarvan lezen er één is. Zullen we hier dan al effect van merken? Mogelijk is het nog te vroeg. Effecten van beleid laten soms jaren op zich wachten. Maar deze kunnen net ook vandaag lijden onder de mogelijke effecten van de pandemie. Stel je even voor: Nederland deed het stilletjes aan wel beter mocht er geen corona geweest zijn. Dan zien we komende dinsdag wel een dalende lijn, maar die zou zonder het beleid misschien nog meer gedaald zijn!

Een ding is dus zeker: welke resultaten we dinsdag ook te horen krijgen, de kans is groot dat er daarna vooral gespeculeerd zal worden over het waarom ervan. Reden genoeg om uit te kijkennaar de resultaten van PIRLS!


Deze blog is geschreven door: Pedro De Bruyckere, Casper Hulshof en Arjan van Tilborg

Pedro, Casper en Arjan zijn alle drie onderwijsonderzoeker en geven als docent les bij de bacheloropleiding onderwijswetenschappen, de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs en de masteropleiding Educational Sciences van de Universiteit Utrecht

woensdag 10 mei 2023

Leerlingparticipatie doet ertoe: Een videostudie naar klassikale discussie en leerprestaties

Hoe kun je je leerlingen stimuleren om meer deel te nemen aan klassikale discussies? Een recent onderzoeksartikel van Decristan, Jansen en Fauth (2023) gaat in op deze vraag. Het artikel rapporteert over twee studies waarin de auteurs onderzochten hoe de kenmerken van leerlingen (bijvoorbeeld hun voorkennis, interesse en zelfconcept) hun deelname aan klassikale discussies beïnvloeden, en hoe hun deelname hun leerresultaten beïnvloedt. De studies gebruikten video-opnames van wiskunde- en natuurkundelessen in het basis- en voortgezet onderwijs, en codeerden verschillende soorten leerlingparticipatie, zoals je hand opsteken, antwoorden op vragen of commentaar geven. De studies gebruikten ook gestandaardiseerde tests om de prestaties van de leerlingen voor en na de lessen te meten.


De belangrijkste bevindingen van het artikel zijn:

  • Leerlingen met een hogere voorkennis, interesse en zelfconcept namen vaker deel aan klassikale discussies dan leerlingen met minder voorkennis, interesse en zelfconcept. 
  • Leerlingen die vaker deelnamen aan klassikale discussies lieten hogere leerwinst zien dan leerlingen die minder vaak deelnamen.
  • De effecten van participatie op het leren waren sterker wanneer leerlingen het gesprek starttenin plaats van wanneer leraren het startten.
De resultaten laten zien dat leerlingparticipatie tijdens klassikale discussie belangrijk is voor het leren in de klas, omdat het de betrokkenheid van de leerlingen verhoogt. De onderzoekers merken op dat leraren mogelijkheden kunnen creëren voor leerlingen om actief en deel te nemen aan klassikale discussies, en hiervoor strategieën kunnen gebruiken zoals vragen stellen, scaffolding en feedback om  zo het leren van hun leerlingen te ondersteunen.

Het abstract

Students’ participation in whole-class discourse is an important feature of classroom learning. Within socio-cultural research, two explanations for this connection can be emphasised: students’ engagement and teacher-student verbal interaction. We suggest a video-based coding scheme that can be specifically connected with each theoretical strand by distinguishing between student-guided and teacher-guided participation. The aim is to explore the conditions (student characteristics) and consequences (student learning) of both types of classroom participation. The results of two video studies with standardised pre- and post-assessments – one in secondary school mathematics (932 students, 40 classes) and one in primary school science (681 students, 35 classes) – emphasise both the relevance of students’ prior knowledge for participation in whole-class discourse and the role of student-guided participation in learning.

zondag 7 mei 2023

Vooruitkijken naar De Staat van het Onderwijs 2023

Op woensdag 10 mei verschijnt De Staat van het Onderwijs. Dit is een jaarlijks rapport van de Inspectie van het Onderwijs. In dit rapport wordt de kwaliteit van het onderwijs in Nederland geëvalueerd en worden trends, ontwikkelingen en uitdagingen in het onderwijs besproken. Het rapport biedt een overzicht van de prestaties van leerlingen en studenten en van de kwaliteit van scholen en opleidingen. Het doel van het rapport is om beleidsmakers, onderwijsprofessionals en het publiek te informeren over de staat van het onderwijs in Nederland en om aanbevelingen te doen voor verbetering.

De laatste edities van De Staat van het Onderwijs schetsen een zorgwekkend beeld van het Nederlandse onderwijs:

  • De basisvaardigheden van leerlingen vertonen al een tijd een neergaande trend. De coronacris heeft dit probleem vergroot en met name voor leerlingen die uit moeilijke omstandigheden komen of extra ondersteuning nodig hebben.
  • De sociaal-emotionele ontwikkeling en met mentale welzijn van leerlingen is door de coronacrisis negatief beïnvloed. Vooral de schoolsluitingen en het beperkte contact met leeftijdgenoten speelde hier een belangrijke rol in. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de betrokkenheid en motivatie van leerlingen.
  • Het lerarentekort vormt een grote bedreiging voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs. 
  • Het Nederlandse onderwijssysteem heeft in toenemende mate moeite om gelijke kansen te bieden aan alle leerlingen. Er zijn nog steeds aanzienlijke barrières die worden opgeworpen voor specifieke groepen leerlingen. Dit geldt voor leerlingen die extra zorg nodig hebben, maar ook nieuwkomers en leerlingen met een niet-Westerse achtergrond.

Wat kunnen we dan verwachten in de 2023 editie van dit rapport? Waarschijnlijk zal de onderwijsinspectie aandacht blijven vragen voor de basisvaardigheden van leerlingen. De Nederlandse overheid heeft recentelijk maatregelen genomen om de trend te keren. Zo trekt de overheid 1 miljard euro uit om basisvaardigheden te versterken. Scholen kunnen subsidie en extra hulp aanvragen om hun onderwijsaanbod en -kwaliteit te versterken. De subsidie moet worden besteed aan een wetenschappelijk onderbouwde aanpak die past bij de school.

Het ligt niet voor de hand om te verwachten dat de inspectie constateert dat neergaande trend van de basisvaardigheden inmiddels is gekeerd. Waarschijnlijk zal het enkele jaren duren voordat het ingezette beleid tot duidelijk zichtbare resultaten gaat leiden. Het is daarbij maar zeer de vraag of de regering haar ambitie op het gebied van het versterken van de basisvaardigheden wel kan realiseren, nu duidelijk is geworden dat er bezuinigingen op het onderwijs gaan komen. Opgeteld gaat het om zo’n miljard euro aan bezuinigingen. Zorgwekkend is bijvoorbeeld dat de regering de lonen van leraren niet mee wil laten stijgen met de inflatie. Naar verwachting zal dit het vak niet aantrekkelijker maken en mogelijk het lerarentekort verder doen oplopen. Met alle negatieve gevolgen van dien voor het onderwijs en de onderwijskwaliteit. Het is niet onwaarschijnlijk dat de onderwijsinspectie daarom over enkele jaren zal concluderen dat de maatregelen die zijn ingevoerd om de basisvaardigheden van leerlingen te versterken niet hebben gewerkt, doordat door het lerarentekort de onderwijskwaliteit is gedaald.