donderdag 27 december 2018

Meta-analyse: Hoe ontwikkelt motivatie zich tijdens de schoolcarrière?

In onderwijsonderzoek wordt vaak geconstateerd dat motivatie van leerlingen voor onderwijs en leren afneemt naar mate de schoolcarrière van leerlingen vordert. Daarbij lijkt de overgang naar een ander schoolniveau (bv. van basis- naar voortgezet onderwijs) een belangrijke rol te spelen: in die periodes staat de motivatie van leerlingen extra onder druk.

Een nieuwe meta-analyse van Scherrer en Preckel analyseert al het onderzoek naar de ontwikkeling van motivatie en aanverwante variabelen (bv. self-efficacy) in een meta-analyse. In totaal vonden de auteurs de 107 geschikte studies met 912 effect sizes.

Dit is wat ze concluderen:

    "Theoretical approaches and empirical research suggest a decline in the levels of motivational variables and self-esteem among students during the school career. However, precise statements about the magnitude of the change remain elusive. Conducting a meta-analysis of 107 independent longitudinal studies with 912 effect sizes, we found an overall decrease of Glass's Δ = −.108 over an average duration of 1.654 years. Change significantly differed by construct with the largest decreases in intrinsic motivation, math and language academic self-concepts, mastery achievement goals, and performance-approach achievement goals. There were no significant mean-level changes in self-esteem, general academic self-concept, academic self-efficacy, and performance avoidance achievement goals. School stage and transition to middle school or high school were not significantly associated with the change. Findings generalized over academic domain and questionnaire used for all constructs except for academic self-concept. The decline was larger in Europe than in North America or Asia."

Het is dus inderdaad zo dat voor veel variabelen die met motivatie te maken hebben, de ontwikkeling negatief is gedurende de schoolcarrière van leerlingen. Dit blijkt met name te gelden voor intrinsieke motivatie en mastery goal orientation.

De ontwikkeling van intrinsieke motivatie ziet er bijvoorbeeld zo uit (Figuur uit het artikel).


In tegenstelling tot wat de auteurs verwachtten, vonden de auteurs niet dat overgangen naar een ander schoolniveau een significante impact hebben op de ontwikkeling van motivatie:

"The transition to middle school or high school was not related to a distinct change as in all data sets the dichotomous variable transition was not a significant moderator of the development."

Opvallend is ook dat motivatie van leerlingen in Europa sterker afneemt dan in de Verenigde Staten en Azië:

"In the complete data set the development differed by geographic location, as studies in Asia (b = .212, df = 6.8, p < .05) and North America (b = .108, df = 78.6, p < .001) reported a smaller decrease than studies in the reference category Europe."

Scherrer en Preckel speculeren dat dat misschien ligt aan het vroege indelen van leerlingen in gescheiden onderwijsniveaus dat in Europese landen (ook in Nederland) gebruikelijker is dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten:

"In addition, in the United States, school tracking is implemented on the within-school level and on specific academic domains, whereas in many European countries it is carried out on the between-school level and on the overall achievement (Nagy et al., 2010; Schnabel, Alfeld, Eccles, Köller, & Baumert, 2002). Recent research suggests that the influence of tracking on students' motivation differs according to the particular type of tracking (Chmielewski, Dumont, & Trautwein, 2013). In some European countries like Germany tracking occurs very early (i.e., in Grade 5)."

Naar aanleiding van deze meta-analyse concluderen de auteurs de afname van leerlingmotivatie op elke leeftijd speelt en dat het dus van belang is om gedurende de schoolcarrière aandacht te hebben voor het ondersteunen van de motivatie van leerlingen.

Scherrer, V., & Preckel, F. (in press). Development of motivational variables and self-esteem during the school carreer: A meta-analysis of longitudinal studies. Review of Educational Research. doi:10.3102/0034654318819127

zaterdag 15 december 2018

Blokken of semesters?

Aan de Universiteit Utrecht bestaat het jaar uit vier blokken. In elk blok volgt een student twee cursussen tegelijkertijd. Die blokken duren meestal 8 of 9 weken en worden daarna vaak afgesloten met een toetsweek waarin tentamens worden afgenomen en vaak ook opdrachten moeten worden ingeleverd.

Eens in de zoveel tijd wordt geopperd om over te stappen naar een semestersysteem waarin het onderwijs geroosterd wordt in langere blokken van 16-20 weken. Ook in Utrecht speelt deze discussie momenteel. Voordelen voor studenten zouden kunnen zijn dat het tempo van het onderwijs minder hoog ligt, en dat er meer ruimte is voor diepgang en reflectie. Ook zou een semestersysteem uitwisseling met buitenlandse studenten vergemakkelijken omdat in andere landen meestal met een dergelijk systeem gewerkt wordt.

Een studie uit de VS die ik ontdekte via Herman van de Werfhorst onderzocht de impact van het switchen van een blokkensysteem naar een semstersysteem op studenten. De resultaten van de studie laten zien dat het switchen van een blokken- naar een semestersysteem niet noodzakelijk voordelig uitpakt voor studenten.

Uit het abstract:
“We examine the impact on student outcomes of the widespread trend in U.S. colleges and universities shifting from an academic quarter calendar to a semester schedule. Using panel data from the Integrated Postsecondary Education Data System – the near universe of four-year nonprofit institutions in the U.S. – and leveraging quasi-experimental variation in academic calendars across institutions and years, we show that switching from quarters to semesters negatively impacts on-time graduation rates. Furthermore, using detailed administrative tran- script data from the Ohio Longitudinal Data Archive, we are able to replicate this analysis at the student-level and investigate several possible mechanisms for the reduction in on-time graduation. We find that a switch from quarters to semesters reduces 4-year graduation rates by 4.4pp and that nearly one-half of this effect is due to a 2.6pp increase in first-year dropouts. The remaining portion of the decline in on-time graduation can be attributed to an increase in time-to-degree. An event study reveals that these negative effects begins to emerge in the partially-treated transition cohorts and that they persist and grow larger as cohorts become more fully treated. A mechanism analysis reveals that the switch from quarters to semesters: (1) lowers first-year grades; (2) decreases the probability of enrolling in an on-track, full course load; and (3) delays the timing of major switching behavior. Contrary to the goals of this policy, shifting the academic calendar from quarters to semesters is harmful to students and imposes real economics costs, both direct and indirect, of lower retention and delayed time-to-degree.”
Deze studie laat zien dat het switchen naar een semestersysteem mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de tijd die studenten nodig hebben om af te studeren en een negatieve impact kan hebben op uitval in het eerste studiejaar. De onderzoekers schrijven deze negatieve gevolgen toe aan de relatieve inflexibiliteit van het semestersysteem en de wissel die het volgen van een groter aantal cursussen in een semester trekt op de belasting van studenten:
“Our mechanism analysis suggests that the lack of flexibility in scheduling under a semester calendar and the larger number of courses per term are likely driving the estimated increases in drop outs and time-to-degree. First-year students experience lower grades and are more likely to exhibit underenrollment after the switch from quarters to semesters. This suggests that the strain of juggling 5 courses simultaneously and/or the inability to enroll in one’s preferred set of classes leads to an increased probability of dropout among freshmen on a semester calendar. Furthermore we find that students who persist past their first year continue to underenroll and are more likely to switch majors as upperclassmen. This implies that the less flexible schedule of a semester calendar is also a driver of the increase in time-to-degree after schools switch from a quarter calendar to semesters.”
De discussie over het invoeren van een semester gaat ongetwijfeld verder, maar deze studie laat zien dat er mogelijk nadelen zitten aan het invoeren van een dergelijk systeem.