Op dit blog schreven we al eerder over "Digital Natives". Digital Natives, bewoners van het digitale tijdperk, zouden over vaardigheden beschikken waarover Digital Immigrants, nieuwkomers vanuit het oude, internetloze tijdperk, niet beschikken. Eén van die vaardigheden zou de vaardigheid om te kunnen multitasken zijn. Hoewel multitasken vaak als een positieve vaardigheid wordt gezien, zijn er meer en meer geluiden te horen over de negatieve effecten van mulitasken, bijvoorbeeld op het leerproces van leerlingen.
Maar hoe gangbaar is multitasken nu eigenlijk? Wanneer studenten aan een opdracht voor hun studie werken, multitasken zij dan veel of juist niet. In veel onderzoek wordt gebruik gemaakt van zelfrapportage om hier een indruk van te krijgen. Uiteraard kleven er aan dergelijke maten verschillende nadelen. Judd (2013) hanteerde een andere manier om zicht te krijgen op het multitasken van studenten. Gedurende een maand verzamelde Judd gegevens over het computergebruik in een computerzaal voor studenten van een Australische universiteit. Van elke student die plaats nam achter een pc werd gelogd welke aplicatie(s) hij/zij startte, welke documenten geopend werden en welke websites bezocht werden. Zo kon heel gedetailleerd geanalyseerd welk gedrag studenten vertoonden terwijl ze werkten in deze computerzaal.
Judd maakt onderscheid in drie typen patronen (zie onderstaande Figuur). Type i: een gebruiker die niet switcht tussen taken. Type ii: een gebruiker die serieel aan taken werkt. En type iii: een gebruiker die multitaskt.
De resultaten van Judd laten zien dat type iii patronen veel voorkomen. Judd vond in zijn data dat er in 70% van alle geanalyseerde sessies van studenten achter een pc sprake was van een zekere mate van multitasken.
Interessant is ook dat Judd sequentiële analyse toepaste op zijn data. Hij vond dat patroon i (1 in de onderstaande figuren) en patroon iii (3 in de onderstaande figuren) stabiele patronen zijn. Met andere woorden de kans dat iemand die niet multitaskt gedurende een bepaalde periode, in de volgende periode ook niet multitaskt is vrij groot, namelijk 0.80 (zie bovenste pijl in de a figuur hieronder). De kans dat wanneer een student in een bepaalde periode wel multitaskt in de volgende periode ook multitaskt is vergelijkbaar, 0.79. In de b figuur zie je overigens wat de kansen zijn als je niet naar de eerst volgende periode kijkt maar de periode daarna. Ook dan zie je dat de kansen vrij groot zijn dat een student ofwel niet multitaskt (0.69) ofwel wél multitaskt (0.69). Het lijkt dus zo te zijn dat bij patroon i en iii het gaat om vrij stabiele gedragspatronen.
De studenten in dit onderzoek kunnen beschouwd worden als Digital Natives. Het blijkt dat zij behoorlijk veel multitasken wanneer ze voor hun studie met een pc werken. En wanneer zij multitasken, dan doe ze dat gedurende langere periodes. Dit onderzoek laat helaas niet zien wat voor gevolgen dat heeft voor hun academische prestaties, maar gezien eerder onderzoek moeten we daar misschien niet te optimistisch over zijn.
Referentie
Judd, T. (2013). Making sense of multitasking: Key behaviors. Computers & Education, 63, 358-367. doi: 10.1016/j.compedu.2012.12.017
En dus heb je geen malle moer aan het onderzoek. Is het interessant om te weten dat sommige studenten springen van het ene programma naar het andere terwijl anderen serieel of zelfs niet springen. En mijn hemel, zij blijken dat ook met enige regelmaat te doen!! Wat een uitholling van her publiceren. C&E zou zich moeten schamen zulke non-informatie te publiceren.
BeantwoordenVerwijderen