Gisteren was ik aanwezig bij het afscheid van Joop Mays, hoofd van de afdeling kwalifcatiestructuur van Kenteq (het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven in de technische sector). Joop is één van de opdrachtgevers waarvoor ik niet alleen vele keren graag heb gewerkt, maar met wie ik ook een aantal keren geanimeerd gesprekken heb gevoerd over onderwijs en hoe dat beter zou kunnen. Met name het thema MBO techniekonderwijs en hoe dat competentiegericht vormgegeven moest worden was aan ons goed besteed.
Joop komt uit de praktijk. Vanuit het leger, via de vliegtuigtechniek, is hij van trainer en docent hoofd afdeling kwalificatiestructuur geworden. Hij is een representant van de generatie die naast een fulltime baan en een gezin 's avonds studeerde. Zo haalde Joop zijn MO-A en MO-B diploma en werd hij gegrepen door onderwijs en leerlingen.
Ik herinner me een gesprek over het begrip leerlijnen. Joop was voorstander van het meester-gezel leren. Hij was echter kritisch over de al te gemakkelijke manier waarop daarover werd gesproken in het onderwijs. De overstap maken van 'aanleren' naar 'begeleiden' was volgens hem niet mogelijk zonder dat de docent zich opnieuw bewust zou worden van het andere perspectief van de begeleidende rol. Het begeleiden van novices op de leerroute naar beginnend vakbekwaamheid is een lastige opgave. Het vereist veel van een docent, of coach.
Samen kwamen we tot de conclusie dat vakkennis, of vakmanschap, en didactische en coachingsvaardigheden niet genoeg is. Er is inzicht nodig in wat het vakmanschap zelf nu inhoudt en ook inzicht in het leerproces dat plaatsvindt bij het aanleren van dat ene specifieke vak. Elk vak, rol of ambacht heeft zijn eigen vakmanschap en zijn eigen leerlijn(en), gekenmerkt door bepaalde noodzakelijk te maken leerstappen in begrip, vaardigheid, souplesse, automatisering, handelingssnelheid, finesse, trefzekerheid enzovoort. Daarnaast leert niet elke leerling in hetzelfde tempo en op dezelfde wijze.
Het verwijt van Joop aan onderwijskundigen zoals ik was dat wij dachten dat we eenvoudig en snel competentiegericht onderwijs zouden kunnen maken door taken op te knippen in delen, door kerncompetenties te bedenken en die vervolgens weer te op te splitsen en vereenvoudigen. Zijn scepsis over het competentiegerichte onderwijs was met name dat het pretendeerde een generieke methode te zijn dat op alle leertrajecten toepasbaar is, zonder dat verdere verdieping in het vak, de vakmanschap en de leerroute daarnaartoe.
De kwalificatiestructuur van Kenteq kent alleen al 70 uitstromen. Voor elk van die uitstromen de leerroute in kaart brengen is veel werk. Toch geeft het idee dat te moeten doen wel aan hoe specifiek leren eigenlijk is.
Ik heb van deze discussie geleerd dat mijn onderwijskundige kennisbasis vooral bestaat uit veel generiek toepasbaar geachte theorieën. Ik heb ervaren hoe nodig het is, als je een leertraject wilt ontwerpen, om samen te werken met ervaren en kritische vakmensen, met leermeesterervaring. Zij weten namelijk uit ervaring hoe het leerproces bij de meeste leerlingen verloopt, welke leerstappen er te maken zijn, wat de te onderscheiden stadia van expertise zijn en waar de te overwinnen barrières zitten. Naast kennis van ontwerptheorie is deze kennis altijd nodig om een leertraject te kunnen inrichten, zodat een leerling een passende leeroute kan doorlopen met op de juiste momenten passende formatieve toetsing, feedback en coaching.
Kortom, zowel het begeleiden als het inrichten van een leertraject waarin novices zich kunnen ontwikkelen naar beginnende vakbekwaamheid vereist leermeesterschap. Alleen vakmanschap (meesterschap) en generieke didactische en coachingsvaardigheden (leerkunde) zijn niet voldoende.
Het is de uitdaging voor elke onderwijskundig ontwerper om dit leermeesterschap te zoeken. Met een snufje taakanalyse hier en een scheutje didactiek daar kom je er niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten