"Maar zie je dan niet dat hij helemaal geen kleren draagt?"
Hans Christian Andersen, De nieuwe kleren van de keizer
Vijfentwintig boeken. Zo veel delen beslaat de '
Baedeker voor de vrouw'. Het is een boekenreeks die bij mijn ouders al jarenlang in de kast staat te verstoffen, en was ooit waarschijnlijk hét cadeau voor pasgetrouwde stellen. In het deel 'Huishouden op rolletjes' staat bijvoorbeeld een uitgebreide beschrijving van de beste manier om met de stofdoek kasten uit te stoffen: pagina's lang, inclusief tijdsschema's. Als ik de ietwat beduimelde collectie aanschouw is me duidelijk: niet alle tips zijn opgevolgd.
De
Baedeker kan model staan voor een generatie, voor wie het vanzelfsprekend was dat de vrouw als huisvrouw de dagelijkse verzorging regelde: koken, schoonmaken, opvoeden. In die situatie kwam in de jaren 60 verandering. Vrouwen gingen ook werken, en onder invloed van automatisering nam de manier waarop het huishouden werd uitgevoerd een wending. Ik kan me zo voorstellen dat een socioloog die deze overgang indertijd zou analyseren een scheiding zou kunnen aanbrengen tussen de twee generaties: de 'oude' generatie huisvrouwen die nog met naald en draad sokken stopt, en de 'nieuwe' generatie die 's avonds alles in de wasmachine stopt en de televisie aanzet. De maatschappelijke overgang gaat met pijn en moeite gepaard: de zogenaamde 'huishoud immigrants' kunnen maar niet wennen aan al die nieuwlichterij, die voor de 'huishoud natives' zo gewoon is.
|
Baedeker: speciaal voor huishoud 'immigrants' |
De fictieve socioloog die ik hier aanhaal is in werkelijkheid ook echt
fictief. Bij mijn weten heeft niemand de overgang in huishoudstijl
beschreven als een botsing tussen generatie H('huisvrouwen') en G
('genieters'). Is generatie G een andere generatie dan H? Ongetwijfeld. Tenslotte groeide die generatie op in een andere wereld dan H, eentje bevolkt met werkende vrouwen, stofzuigers, en televisie. Vormt generatie G een fundamenteel ander soort mensen dan generatie H? Misschien, maar ik twijfel. De wereld mag dan wel veranderen, de mensen die die wereld bevolken blijven hetzelfde. Een aardige ondersteuning van die stelling vormt de bevinding dat we door de jaren heen
nauwelijks minder tijd aan het huishouden zijn gaan besteden. De reden? Klussen die vroeger veel tijd in beslag namen (de was doen) werden toen hooguit eenmaal per week uitgevoerd ('Maandag wasdag'), en nu vrijwel dagelijks. Zo heeft ieder voordeel zijn nadeel. Je mag dus best concluderen dat het niet zozeer mensen zijn die veranderen, maar de omgeving waarin die mensen zich bevinden. En dat we in staat zijn onze gewoontes aan te passen aan een veranderende omgeving is voor niemand nieuws.
Generatie H en G bestaan alleen op papier. De vraag is of dat niet ook het geval is als het om andere generaties gaat. Het lijkt wel of er elke paar jaar weer een nieuwe generatie wordt uitgevonden: Einstein, Y, en 'Patat' om maar een paar recente te noemen. Binnen de wereld van het onderwijs is daar een aantal jaar geleden een een generatie aan toegevoegd, die wel wordt aangeduid met Generatie N (voor 'netwerk') of Generatie D (voor 'digitaal'); en zelfs Generatie Z, alsof het toppunt van de evolutie uiteindelijk is bereikt. Populairder is een benaming die bedacht is door de 'visionair en auteur'
Marc Prensky: de moderne 'digital native' (bewoner van het digitale tijdperk) die een generatie voorloopt op de 'digital immigrants' (nieuwkomer vanuit het 'oude' tijdperk). Wat zijn kenmerken van de digitale bewoners? Prensky zelf noemt maarliefst
zeventien verschillen. Eigenlijk doen digitale bewoners
alles anders. Dat is heel vervelend voor hen, want de wereld om hen heen is nog niet klaar voor hen. Onderwijsvormen zijn door digitale immigranten bedacht, en de bewoners hebben het maar zwaar in de schoolbanken. Vooruit, ze doen graag alles anders, maar zijn ze ook anders? Allerlei goeroes hebben zich daar over uitgelaten. De twee belangrijkste claims die daaruit naar voren komen zijn:
- De hersenen van digital natives zitten anders in elkaar ('wired differently')
- De hersenen van digital natives zijn beter in staat tot multitasking.
Het zou zomaar kunnen. Maar ik wil twee kritische kanttekeningen maken. Ten eerste: als de natives zo veel beter om kunnen gaan met moderne technologie, waarom uit zich dat dan niet, bijvoorbeeld in grotere informatievaardigheden? Keer op keer laat onderzoek zien dat jongeren vooral goed zijn in het
overschatten van hun eigen vaardigheden. Of zijn
zorgen om Googlificatie een typisch product van immigranten-denken? Op het gebied van informatievaardigheden kunnen de natives nog aardig wat leren van de immigrants. Ten tweede: de discussie over bijzondere natives en saaie immigrants wordt vertroebeld door die in termen van een conflict tussen generaties te beschrijven. Net zomin als dat in het verleden voor huisvrouwen gold is de nieuwe generatie niet fundamenteel anders dan de vorige. "Ja, maar hun hersenen werken anders, toch?". Ik vermoed dat de uitspraak over hersenen die anders verbonden zijn in de natives voortkomt uit een foute en op niets gebaseerde vergelijking tussen hersenen en media. Als communicatie via netwerken verloopt dan wil dat niet zeggen dat de hersenen fundamenteel anders gaan werken. Me dunkt dat de hersenen zich aanpassen onder invloed van het veelvuldig gebruiken van sociale media. Dat doen ze namelijk altijd, ook als je leert pianospelen of als je leert met je andere hand te schrijven. Het is vooral een grote
onderwaardering voor de hersenen van ouderen die maakt dat veel mensen geloven in de generatiekloof. Verschillen tussen een 'native' en een 'immigrant' benadering zullen er best zijn, maar hebben met leeftijd niets te maken.
Mensen worden gemiddeld steeds ouder, en juist in deze tijd wordt gehamerd op
langer doorwerken. Om dan een bevolkingsgroep weg te zetten als ongeschikt voor de huidige (netwerk)maatschappij gaat mij veel te ver. En daarbij: zit de wereld wel zo eenvoudig in elkaar dat een tweedeling tussen 'natives' en 'immigrants' volstaat? Juist door zo'n tweedeling te maken doe je eigenlijk
alsof het zo werkt. Wetenschappers kunnen uitblinken in het maken van tweedelingen (of 'dichotomieën') maar dat maakt ze niet automatisch waar. Een zwart-witbenadering van de werkelijkheid leidt tot generalisaties als 'vrouwen komen van Venus, mannen van Mars'.
Eigenlijk komt het hele generatiedenken voort uit een zucht naar eenvoud. Dat betekent wel dat als we werkelijk met een nieuwe generatie te maken hebben, met hersenen die opgewassen zijn tegen de '
toenemende complexiteit van de samenleving', we in de toekomst af zullen zijn van simplistische dichotomieën als digitale bewoner, digitale immigranten, en generaties X en Y. De tijd zal het leren.