donderdag 9 januari 2020

Nieuwe studie toont effect van leerstijlen?

Dankzij collega Vincent Hoogerheide kwam ik op het spoor van een studie van Lehmann en Seufert naar leerstijlen in Frontiers in Psychology. Hieronder het abstract:

This study investigates the aptitude–treatment interaction between text modality and learners’ modality preference on learning outcomes and cognitive load, which is currently a point of controversy. The Meshing Hypothesis postulates there are better learning outcomes when the modality of a learning environment matches the learner’s preference. However, previous research supporting the Meshing Hypothesis shows methodological issues. Therefore, clear empirical support is needed. We tested 42 learners in a between-subject design: Their preferences were either auditive–ambiguous or visual, and half of each preference group randomly learned either with an auditive or a visual text. As expected, we did not find any main effects, but a significant interaction between the text modality and the learner’s preference for comprehension outcomes, extraneous cognitive load, and germane cognitive load. Specifically, learners with a preference for visual texts benefit from learning with their preferred modality, they showed higher comprehension scores and less extraneous load when learning from a visual text. Auditive–ambiguous learners showed almost equal results with both text modalities. This might be explained by the fact that most texts in everyday life are presented visually, and therefore learners with an auditive preference needed to develop appropriate reading strategies. Thus, our results partly support the Meshing Hypothesis.

Interessant is dat hier wordt verwezen naar de meshing-hypothesis die eerder al op dit blog besproken werd. Deze hypothese stelt dat wanneer de manier waarop studenten leren aansluit bij hun leerstijl, zij dan beter zullen presteren. In eerder onderzoek (zie Rogowsky et al., 2015) werd er geen bewijs gevonden voor deze hypothese in een populatie van 121 Amerikaanse studenten. Nu lijkt de studie van Lehmann en Seufert toch ten dele bewijs te vinden voor deze hypothese, in ieder geval voor studenten met een visuele leerstijl. Het is overigens opvallend dat Lehmann en Seufert het in hun artikel afwisselend hebben over leerstijlen (visueel versus auditief) en voorkeuren voor auditief of visueel studeren.

Hoe moeten we deze studie zien in het licht van de veel gehoorde opvatting dat het nutteloos zou zijn om het onderwijs aan te passen aan de leerstijl van studenten?

Een sterk punt van de studie is dat de richtlijnen van Pashler et al. (2008) gevolgd zijn. Deze richtlijnen stellen dat om overtuigend bewijs voor de meshing hypothesis te leveren een studie:

  1. Van de deelnemers aan het onderzoek wordt vastgesteld wat hun leerstijl is.
  2. Deelnemers van elke groep moeten random worden ingedeeld groepen zodanig dat de helft van deelnemers onderwijs krijgt dat past bij zijn of haar leerstijl en de andere helft onderwijs krijgt dat niet past bij zijn of haar leerstijl.
  3. Alle deelnemers maken afsluitend dezelfde toets over de leerstof.


Toch vallen er ook enkele kanttekeningen te plaatsen bij deze studie.

  • De onderzoekspopulatie is met slechts 42 deelnemers erg klein. Een replicatie met een grotere groep studenten is dus zeker nodig om zekerheid te krijgen over de robuustheid van bevindingen.
  • De vragenlijst waarmee voorkeur/leerstijl werd gemeten, de PAVS (preferences for auditive versus visual stimuli) was mij niet bekend. De auteurs laten zien dat de betrouwbaarheid van de vragenlijst goed is en leveren ook bewijs voor de predictieve validiteit van de vragenlijst. Aan de andere kant: ik was deze vragenlijst nog niet eerder tegengekomen en ander onderzoek gebruikt dan ook vaak andere vragenlijsten om leerstijlen in kaart te brengen.
  • De items van de vragenlijst (bv. “I find it less exhausting to listen to someone compared to reading”) roepen de vraag op wat hiermee nu echt gemeten wordt: voorkeur/leerstijl of vaardigheid? Zijn degenen die negatief antwoorden op deze vraag, wellicht ook degenen die beter zijn in lezen en daarom ook beter presteren in een tekstconditie?
  • In de steekproef zaten, zoals de auteurs zelf al aangaven, niet echt deelnemers met een duidelijke auditieve leerstijl. De auteurs spreken van auditive–ambiguous learners. Wellicht kan de meshing hypothese beter onderzocht worden met een steekproef waarin beide groepen beter te onderscheiden zijn. En wellicht is het ook zo dat bij een populatie hoogopgeleide deelnemers er weinig studenten met een voorkeur voor auditief leren zijn.

Al met al een interessante studie die iets te veel vragen oproept om volledig te overtuigen.



Lehmann, J., & Seufert, T. (2019). The Interaction Between Text Modality and the Learner’s Modality Preference Influences Comprehension and Cognitive Load. Frontiers in Psychology. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2019.02820